Hoofdstuk 1.2
LIED VAN VOL-LEDIGHEID
- Verslag van een Geboorte -

INHOUD

VOORWOORD

BOEK 1 REALISATIE
INLEIDING
1.1 LEVEND ZEN
1.2 LIED VAN VOL-LEDIGHEID
1.3 MEISTER ECKHART HIER EN NU

BOEK 2 VERNIEUWING
INLEIDING
2.1 DE BOODSCHAP
2.2 l’ORIGINALI
2.3 HEMEL OP AARDE

BOEK 3 INTEGRATIE
INLEIDING
3.1 STROOMSYSTEEM EN OPTIMALE VITALITEIT
3.2 GIDS VOOR ZELFINTEGRATIE
3.3 HEEL HET LEVEN
DE EENHEID MET JEZELF

BOEK 4 ACTIE
INLEIDING
4.1 ONTWAAKT!
4.2 HET GROTE LEERPROCES
4.3 HET LICHTENDE MIDDEN

OPENING

dit moment
het grote mysterie
wanneer het bewuste besef zich
in een fractie verheft
zich losmaakt uit de ongeboren
duisternis beneden

vrij erboven zwevend
verlicht het de moederlijke
oergrond
het diepste donker dat
aan hem opgetrokken
tot schemering wordt

steeds op
de rand van ondergang
lokkende terugdompeling in
het onbewust geborgen zijn
sterkt het nieuwe ik zich
in zijn voortbestaan

het vestigt zich
als ruimte
deelhebbend getuige van
het eindeloze spel
de pulserende
lichtduistere energie

tot hij haar zachtjes
meevoert en plotseling in
omarming uittilt
vrijmaakt in vereniging
stralend stil-extatische
vervoering is er nu

de moederlijke oergrond die
vervolgens verbleekt in
de doorlichtende helderheid
van het Zijn
haar dynamische kracht
ingevloeid in grenzeloze leegte

bewust aanwezig
de wordingsgeschiedenis van
het Zijn herhaalt zich
in Mij
zijn hemel en aarde herenigd
naar Zijn evenbeeld

 

 

 

 

HET VISIOEN

Ik kreeg een visioen. Het was in de namiddag en het kwam in grote helderheid. Even daarvoor had ik het gevoel gekregen, dat de sfeer op een of andere manier bijzonder was. Er was een bepaalde geladenheid in en om mij heen.

Plotseling, met de ogen open, verscheen er in die helderheid op enige afstand een beeld voor mij. Ik kon niet direct zien wat het was. Het eerst zag ik een aantal stralende lichtpuntjes. Zij waren symmetrisch ten opzichte van elkaar. Het bleken goudgekleurde bloemetjes met rode stipjes in het hart. Bloemetjes met lichtstraling rondom. Ik herkende het op een gegeven moment. Het was St.Janskruid.

Zo'n stralende bloemenpracht had ik nog nooit gezien. Even bleef het zo, toen begon het te veranderen. Het groene steeltje en de takjes werden stukje bij beetje ook geelgoud, de takjes kregen bovendien de vorm van naar boven gerichte halve cirkels. De rode stipjes in ieder hartje sloten zich aaneen. De goudgele kleur en ook de uitstraling waren inmiddels veel sterker geworden. De vorm begon op die van een joodse kandelaar - een Menorah - te lijken. Zeven armen met ieder een rood vlammetje aan de top. Gefascineerd bleef ik kijken, diep onder de indruk van de duidelijkheid van de beelden.

De beweging hield overigens geen moment op. Voortdurend zag ik het geheel overal veranderen, in langzaam tempo, dusdanig, dat ik het gemakkelijk kon volgen. Nadat de kandelaar tot volledige ontwikkeling was gekomen, begonnen de afzonderlijke armen dikker te worden, naar elkaar toe te groeien. Zij raakten elkaar aan en vervloeiden vervolgens. De intensiteit van het goud, de diepte van de kleur en de uitstraling van licht namen daarnaast nog steeds toe. Totdat de armen geheel in elkaar waren overgegaan.

Ik herkende het niet meteen. Het leek een gouden beker, ja een kelk was het. Een gouden kelk met een ongelooflijke lichtstraling. Ongeëvenaard in schoonheid en perfect van vorm. Heel langzaam begon hij naar rechts over te hellen zodat ik er op een gegeven moment in kon kijken. Met intense aandacht volgde ik het gebeuren. Het had het sterke gevoel dat er op elk moment iets zeer bijzonders ging gebeuren. Opeens zag ik het. De kelk was gevuld met rode vloeistof, bloed! Bloed dat vervolgens over de rand druppelde. Hoe meer de kelk nu naar rechts bleef overhellen, hoe meer bloed er kwam. Eerst in een straaltje, vervolgens in een stroom. Het werd een waterval van bloed, een stroom die van geen ophouden wist. Onuitputtelijk.

Toen ik dat laatste zag en besefte, werd ik vervuld van diepe ontroering en dankbaarheid. Een onuitsprekelijke vreugde overstroomde mij. Daarop vervaagde het beeld tot het uiteindelijk verdwenen was.

EEN DROOM

Een droom herinner ik mij. Een van de weinige dromen die echt indruk op mij heeft gemaakt. Ik reed in een auto buiten, ergens op het platteland. Bij de eerste kruising wist ik eigenlijk al precies welke richting ik in moest slaan. Een stem in mij zei echter, och dat hoeft toch niet direct, die richting kun je altijd nog uit, waarom ga je niet eens rechtsaf? Ik was zwak en gaf eraan toe. Na enige tijd wederom dezelfde situatie. Weer dat diepere besef van de juiste richting, weer dat zorgeloze wegwimpelen. Tot ik het gevoel voor de juiste richting helemaal kwijt was.

Op dat moment reed ik net het marktplein van een stadje op. Middeleeuws met kinderhoofdjes op de grond en geveltjeshuizen rondom. Het marktplein was een gesloten cirkel, geen enkele straat kwam er op uit. Ik kon geen kant op. Een gevoel van omsloten en ingeklemd zijn, bekroop mij. Ik ging op zoek naar een uitgang.

Weldra ontwaarde ik links achter in de hoek een donkere boog, die bij naderkomen de ingang van een donkere tunnel bleek te zijn. Rechts voor de ingang stond een man in narrenpak, een muts met belletjes op zijn hoofd, een stok in zijn hand. Hoewel een gevoel van onbehagen mij beving, reed ik voorzichtig voor hem langs de gang in. Het was er duister, net licht genoeg om er te kunnen rijden.

Plotseling zag ik een gestalte links voor mijn auto opdoemen. Ik minderde vaart om te kunnen zien wie het was en om geen ongelukken te maken. Het was een vrouw, die uit de tegenovergestelde richting langs mijn auto kwam, hetgeen net lukte, zo nauw was het. Op het laatste moment zag ik dat ze zwanger was.

Terwijl ik doorreed, werd er heel in de verte een lichtpuntje zichtbaar, een vlekje dat langzaam maar zeker groter werd. Een groot gevoel van opluchting maakte zich van mij meester, opluchting en blijheid. Alle spanning was nu van mij afgevallen. Ik wist zeker, dat ik in dat licht zou aankomen.

Na korte tijd was het dan zover. Een poort van helder licht ontwaarde zich aan mijn blik. Onstuimige vreugde kwam bij mij op. Nog even en ziedaar, van onder de boog kwam ik in een goudgeel veld van wuivend koren, zo ver als het oog reikte. De schitterende zon erboven, bron van al dat licht en goud. De rijkdom van die blik was met geen pen te beschrijven. Het was een toestand van ongelooflijke schoonheid, verwondering, verrukking en vreugde. Temeer omdat ik voelde dat ik erin opgenomen was. Het was alsof ook ik in licht en goud was veranderd. Het was mijn thuisland.

VRIJEND VRIJ

Tijdens spontaan en intens ademen, kwam ik tot de diepste ervaring van mijn vrouw-zijn. Stukje bij beetje nam een oerenergie bezit van mijn lichaam. Elke cel werd gevuld met een diep-erotische kracht. Alles was erin opgenomen, niets bleef achter. Een ongelooflijke volheid maakte zich van mij meester. Hetgeen het sterkst in mijn tepels en bekken voelbaar werd. Mijn borsten werden doorstroomd met een diep genotsgevoel. Uit een onuitputtelijke liefdesbron vloeide een intense warmtestroom. De erotische zaligheid was oneindig intens. Mijn liefdeshart had zich totaal geopend, van daaruit voedde ik het hele universum.

Tegelijkertijd werd mijn bekken in de oerenergie opgenomen. Een energie die het langzaam en o zo subtiel ritmisch deed bewegen. Zo diep en gelukzalig had ik mijn onderbuik nog nooit gevoeld. Ik voelde iedere beweging, iedere vezel. Zo open dat ik was! Met een totaal ontvangende overgave kwam er een kracht in mij binnen, doortrok mij vervolgens van onderen naar boven, oneindig energie gevend. De energie had totaal bezit van mij genomen. Toch werd ik er op geen enkele manier door overweldigd. In stille extase en in open contakt met mijn omgeving bleef ik volmaakt helder. Er was alleen voelen en kijken.

Dit was het oer-vrouwelijke*. Klaarhelder besefte ik dat. De diepst mogelijke erotisch-vrouwelijke energie had zich in mij vrijgemaakt. Ik weet dus dat ik ook volledig „vrouw“ ben, ik mijn vrouwelijkheid kan ervaren zoals misschien vele vrouwen dat nooit hebben meegemaakt. Er was daarnaast geen enkele relatie met mijn man-zijn. Geen mannelijke fantasieën waren eraan vooraf gegaan, noch waren er mannelijk-erotische reacties of gevoelens geweest. Het geheel kwam uit zichzelf, uit de diepe oerbron van het Zelf. Wat een wonder is dat toch.

* Een voorbode van mijn latere "ervaring" van de Grote Moeder?!

En toen...

Rond dezelfde tijd gebeurde er dit. Volkomen onverwacht. Het was een hele bijzondere liefdesnacht. Wij waren samen in grote innerlijke rust, veel aandacht voor elkaar en alles met grote intensiteit. Ik was erg open, ontspannen en helder. Ook zij met wie ik was scheen in eenzelfde toestand te zijn. De paradox was dit: In het subtiele aanraken en het langzaam toenemen van de opwinding, werd het ontspannen-zijn alleen maar groter. De emoties vloeiden als een rivier in de zee van rust, welke laatste zich hierdoor voortdurend verruimde. In elkaar en met de minste beweging groeide en groeide het. Totdat het uitmondde in een toestand van extatische stilte, een vallei van hemelse vrede - „tantra“ - een geheel ander soort "orgasme" dan ik ooit had gekend. Urenlang heb ik ononderbroken in dit dal van heldere aanwezigheid verwijld. Een tijdeloze en grenzeloze toestand. Een dal waarin "ikzelf" totaal verdwenen was, opgelost, weggesmolten. Uitzinnig van vreugde was ik. Ik had mij geopend voor het paradijs. Het bestaan had een tipje van haar sluier voor mij opgelicht en deelgenoot gemaakt van haar extase.

  

DE GELIEFDE

Het begon toen ik iets van hem* las. Ogenblikkellijk, al na een paar alinea's werd ik tot in mijn diepste getroffen. Zijn woorden maakten op een ongelooflijk simpele wijze mijn hele innerlijk vrij. Mijn hart juichte onstuimig. Dit was de herkenning waar ik al zolang naar had gezocht. En ik wist het zeker, hier is degene die in mij de Weg, de Waarheid en het Leven kan blootleggen. Met hem wil ik gaan. Een lont was aangestoken, ik kon niet meer terug. Het innerlijk vuur was zó aangewakkerd, dat niets mij meer kon tegenhouden. Ik moest in zijn nabijheid geheel opbranden, niets zou gespaard blijven.

* Bhagwan Shree Rajneesh

Er was niets wat ik terughield. Mijn overgave was totaal. En het gebeurde volkomen spontaan, zonder enige voorbedachte rade. Ik had er zelf geen enkel aandeel in. Alleen besef van de diepste dimensie van liefde die ik ooit had gekend. Een vermoeden van het duizelingwekkende Onbekende. Ik identificeerde mij nergens mee, niet met zijn persoon noch met wat hij zei. In zijn nabijheid werd ik direct daar gebracht waar geen woorden meer zijn. Vanaf het allereerste begin was er voortdurend een onmiddellijke directheid, een samenvloeien, het delen van één gemeenschappelijke ruimte. Ik had niets meer nodig. Er was alleen één tijdeloze heldere aanwezigheid die alles omvatte, een ruimte waarin zowel hij als ik waren verdwenen. Zelfs de liefdeskoorts was op een gegeven moment in het grote Koele Hart weggevloeid. Wat overbleef was een kwaliteit, een toestand, een diep liefdesweten omtrent Al en alles.

Het moment dat hij dwars door mij heen keek - en ik dit een „eeuwigheid“, zonder enige weerstand kon toelaten - bleek beslissend voor wat erop zou volgen. De volgende dag kwam volkomen onverwacht de Grote Doorbraak 1). De Transmissie - puur en direkt - had plaatsgevonden. En dit wist ik ter plekke: dit heb te danken aan een man, verlicht en tegelijkertijd opgeblazen, universeel en onvoorstelbaar op zichzelf betrokken. Vanaf het begin wist ik van zijn verslaving aan „Verlichting“ en het machtsmisbruik. Een conflikt dat mij in de jaren daarna eindeloze verwerkingsproblemen bezorgde. Het bracht mij uiteindelijk tot het inzicht dat er eenzelfde duistere kant in mij was. Immers ook ik (ego) verbeeldde mij het middelpunt van het universum te zijn. Met de aanvaarding van het „onaanvaardbare“ kon ik mijn projectie terugnemen. Dus ben ik hem dubbel dankbaar. Trouwens: Als het ego in dienst staat van het Zelf is daar niets verkeerds mee. Wonderlijk is het leven toch.

1) Zie hieronder: „Het Onuitsprekelijke“

vanuit het gefluister
der schimmen
in het schemerduister
schreeuwde ik
gek van liefde
naar hem

uit het labyrinth
der dolenden
knoop na knoop
ontwarrend
ving hij mij
in zijn web

in zijn tuin
waar hij mij verlokte
met stiltegeuren en
juichende muziek
ach, hoe werd daar
mijn hart verwond

koortsig nu
en liefdedorstig
brandde ik voor hem
een eeuwige fakkel
mijn lichaam ijl
in hete lucht omgesmolten

geraakt en
nooit meer dezelfde
hoe kan deze razernij
van licht en snelheid
zo tijdeloos en
ernstig zijn

in stilte verlangend
omgewoeld
geen plek
die hij niet bezocht
het werk in mij
voorbereidend

mijn hart
bereid gevonden
blindelings en open
trad hij terug
verdwijnend liet hij
Zien

blind en ziende alleen dan
doof en horende
dan alleen
in de geliefde verloren
uit het niets
in de volheid Herboren

Het Onuitsprekelijke
HET ABSOLUTE NIETS

India, 9 october 1977

Daar in die tuin gebeurde het. Ik was al dagen in een buitengewone toestand. Een toestand, waarin ik boven de gewone dingen was uitgetild, de dingen en de mensen mij niet meer op de gewone manier aanspraken. Het actie- en reactiepatroon op de omgeving was weggevallen. Ik werd door iets bijzonders gedragen. Iets wat mij totaal vulde, deed overlopen. De gedachten hadden de greep op mij verloren. Ik was open, ontvankelijk, helder aanwezig, vreugdevol genietend van alles om mij heen.

Ik voelde mijn lichaam in levendig contact met zijn omgeving. Een lichaamsgevoel dat steeds lichter werd, naarmate mijn heldere aanwezigheid spontaan in intensiteit toenam. Hetgeen eerst in de voeten merkbaar werd. De energie trok als een mistgordijn op, overal een gevoel van heldere doorgankelijkheid achterlatend. Steeds verder naar boven verdween de zwaarte uit het lichaam, ook het hoofd werd doortrokken van een frisse helderheid. De aandacht had zich in een kring van samengetrokken energie in en boven mijn kruin gevestigd.

Die kring was het centrum van heldere aanwezigheid. Van hieruit nam ik mijzelf en de omgeving waar. Heel weinig was er trouwens over van mijzelf. Noch het lichaam, noch de gedachten konden meer invloed uitoefenen. De aandacht werd er niet meer door afgeleid of bezet. Er was alleen maar bewustzijn, de uiterste toestand van Zelfbesef, de bewuste aanwezigheid die zichzelf vreugdevol geniet. Totdat ik besefte, dat ik mij in een grenssituatie bevond, ik intuïtief aanvoelde, dat ik aan de grens van het Grote Onbekende aangekomen was, een toestand van uiterste overgave, een uitnodiging om te springen.

Plotseling sloeg toen de bliksem in en in minder dan een fractie was mijn bestaan uitgewist. Een moment - van diepste zwartheid - ik weet niet hoelang, er niets was. Waarvan ook geen herinnering over is. Maar ik weet dat het Het Absolute Niets was*.

* De Bliksem c.q. Het Absolute Niets is de volledige vernietiging van Bewustzijn door het Vacuum of Grote Moeder.

HET GROTE LICHT

Wat er vervolgens was, gaat alle beschrijving te boven. Een levende doorzichtig-lichtende helderheid is van de hemel neergedaald. Ik ben in die Uiterste Puurheid opgenomen. Ikzelf zoals ik mij kende was er totaal in verdwenen, uitgewist. Er is alleen Het Ene. Alles om mij heen is erin ingebed. Alles en mijzelf opgenomen in Goddelijke Kwaliteit, een extatische en uiterst subtiele levendigheid, in HET. De hele wereld is uit haar voegen getild, verheven tot een buitengewone toestand. Het leven in haar uiterste kwaliteit. Waarin het Licht het leven danst.

Het is een blik in de eeuwigheid die ikZelf Ben, tijdeloos en zonder grenzen. Ik Ben de Essentie van alles, van het hele bestaan. De Essentie van het bestaan dat Ben Ik. Er is alleen eeuwig Besef. Een onuitsprekelijke vreugde - een uitzinnige Verrukking - had daarbij van Mij bezit genomen. Alles was vreugde, viering. Viering van de Eenheid, het Onuitsprekelijke, de Dans. En voortdurend lachen, zomaar, om niets, stapelgek, godsdronken. De hele dag hield het aan.

Alles had eeuwigheidskarakter, alles was ingebed in het bovennatuurlijke Licht. Niets was daarvan buitengesloten. Het gras, de bloemen, de vogels, de stenen, de mensen, niets stond op zichzelf. Doortrokken van hetzelfde Licht waren zij verbonden in dezelfde onuitsprekelijke en verblindende schoonheid. Alles: het gras, de bloemen en de vogels waren deel van Mij. Alles was zonder uitzondering even bijzonder.

Alles gebeurde plotseling en totaal onverwacht. Ik had er zelf op geen enkele manier toe bijgedragen. Ik had daarvoor geen enkele ambitie gehad om wat dan ook "te bereiken". Het was zogezegd een "onbevlekte ontvangenis". De verleiding om de Grote Ervaring voor mijn eigen karretje te spannen kwam pas veel later. Lees daarover in het hoofdstuk "Donkere Nacht van de Ziel".

plotseling
in een verschrikkelijke klap
riep Het mij een halt toe
ingeschakeld ben ik
in een onbekende substantie
het onuitsprekelijke Licht

het ingebed zijn geeft
ongekende en inzinnige verrukking
uitgetild in een volledig
andere wereld ben ik niet meer
geen afgescheiden iets

alles is in hetzelfde
goddelijke Fluidum ingebed
er zijn geen scheidsmuren tussen
al wat is
het leven bestaat in absolute
waterdichte geborgenheid

 

plotseling was ik verpletterd
Ik Zie!
er is alleen maar Zien
wat een oneindig verwonderen
de dans van het Licht is overal
ingedompeld in bovenaardse onthulling
in Het
aarde, bloemen, mensen, dingen
alles baadt in helderlichtende
Extase
vreugde en tranen

ik weet nu dat Het voortdurend Is
rustend in Zichzelf wacht het op mij
ieder moment kan Het weer gebeuren

Het sprak tot mij met
de stem van Zijn stilte
ik proefde het fluidum van
Zijn nectarzoete kracht
met Zijn aanraking wekte Het mij op
met Zijn lichtregen zalfde
Het mijn huid
met Zijn geur van hemelsfris ozon
schonk Het mij Zijn lichaam
Zijn dans bracht mij in Zijn vervoering
in mijn innerlijk ontstak Het
het vuur dat mij verteert
zo betrok Het mij in Zijn minnespel

uitgevloeid in gelei van nectar
opgelost in gestold zoet
beweging in oneindige rust
verrukking vanuit het Niets
proeven zonder tong
smaken zonder proeven
onuitsprekelijke Toestand

in de stille lust van weten is
verwondering eindeloos
ik ben een oceaan geworden
het hele universum gedoopt in
goddelijke Olie
nectar bovennatuurlijk zoet
aan gene zijde
in het Licht Ben Ik

als een goddelijke marionet
een totaal uit zijn voegen gelicht
doorlicht en verlicht Niets
ben ik een worm met de wormen
vogel met de vogels
plant met de planten

leeg van alles wat bekend was
vol van het niet uit te drukken
Geheel Andere
danst de kosmische dans mij
een deeltje in onontkoombare dwang
gestold in fluidum van pure Gelei
in
Eenheid vervloeid

het is goed dit te beseffen
je bent niet bijzonder of uit jezelf
jij bent gegeven
Het wordt je gegeven zoals alles gegeven is
er is niets
buiten wat gegeven is

DE VERSCHRIKKING

Met gewone angst had dit niets te maken. Gewone angst, hoe erg ook, is een toestand van benauwdheid en beklemming. Niet toen. Ik werd 's nachts wakker, doordat ik besefte dat ik van het ene moment in het andere in een totaal andere toestand was geraakt. Plotseling was ik temidden van angst. Angst in, door en om mij heen. Een zwarte Oceaan van angst waar ik in opgenomen was. Een extatische verschrikking.

In minder dan momenten voelde ik mijn lichaam ontbinden. Razendsnel ging dat. De geur van ontbinding, de stank van rottend vlees ging door mij heen. En in minder dan een fractie hadden de wormen mijn lichaam opgevreten. Dit ging als een flits door mij heen. Diep in mijn lijf voelde ik steenkoude electrisch geladen golven. Zo'n koude had ik nog nooit eerder gevoeld. Mijn lichaam, maar ook mijn geest, de gedachten, emoties en voorstellingen, alles waaraan ik mijzelf anders kon herkennen, alles was in de zwarte duisternis weggevloeid, verdwenen. Ook de beschermende energiewolk om mij heen - de aura - was heengegaan en opgelost. Zodat er meteen al niets meer van mij over was, ik mij aan niets meer kon vastklampen. Ik bevond mij in de naaktheid van het Grote Sterven.

Hiermee leek ik volledig en definitief overgeleverd te zijn aan deze zwartgrijs-duistere al te levendige Verschrikking. Zijn trillingstoestand was zo intens, dat het onverdraaglijk was. Een onbeschrijfelijke wanhoop overspoelde mij. Het enige dat over was van mij, was de helderheid waarmee ik de angst zag, beleefde en besefte, er was alleen nog mijn uiterste alertheid temidden van de angst. De angstzee was zo hyperactief, bedreigend en aanwezig, dat mijn bewustzijn voortdurend op het randje stond erin ten onder te gaan. Dit kon ik alleen verhinderen door met rechte rug in meditatiehouding te blijven zitten. De kleinste afwijking van de vertikaal bracht mij onmiddellijk in acuut gevaar van wegvloeien. Het was een dodelijk gevecht voor het behoud van mijn heldere aanwezigheid. Een voortdurende grenssituatie van uiterste verschrikking en radeloosheid.

Uren heeft deze toestand van uiterste alertheid geduurd. Een uiterste aanwezigheid die geen fractie van een seconde mocht afzwakken, maar voortdurend gelijke tred moest houden met de intensiteit van de angst. Mijn bewustzijn werd daardoor langzamerhand en dankzij de grootste inspanning aan de angst opgetrokken. Het werd gedwongen even intens, tijdeloos en grenzeloos te zijn. Waardoor de heldere aanwezigheid eveneens een zee werd. Pas toen zwakte de angst langzamerhand af. Het was inmiddels ochtend geworden. Ik besefte in de werkelijkheid van de hel geweest te zijn, de grootste die je in dit leven kunt ervaren.

Het oeroude mysterie van de Onderwereld had zich aan mij geopenbaard. Daarin daalt de held(in) af om te sterven en opnieuw geboren te worden. Dat dit geen sprookje is, maar meer dan reëel, daarvan kan ik getuigen. Ik weet uit eigen ervaring wat het is om "uit de dood opgestaan te zijn"*. Het is een spiritueel proces, waar maar zeer weinigen daadwerkelijk doorheengaan. Degenen die het overleven zijn totaal gelouterd en vernieuwd. Uitgeput maar uiterst gelukkig begroette ik dan ook de Indiase ochtenzon. 

* Het is de Essentie van de archaische dood en opstandings vegetatieriten, gevolgd door de latere mysteriereligies, vervolgens gecopiëerd door het Christendom. De laatste die de spirituele opstanding omzette in de fysieke opstanding van "Jezus uit de dood". Maar ook in het Tibetaans Boeddhisme is het terug te vinden. De opgestane heet hier "Delog".

AMSTERDAM, augustus 1980

Alles ging die ochtend vanzelf. Ik was zó helder, krachtig en licht. Ik deed alles zonder eerst na te denken. Zonder enige aarzeling gaf ik voortdurend aan iets toe, zonder mij af te vragen wat het was. Zonder enig doel of plan ging ik naar buiten. Vrij, genietend en in pure, vanzelfsprekende blijheid. Als een kind liep ik door de straten. Volkomen in mijn element met een gelukzalig gevoel in de wereld thuis te zijn. Ik streek neer op een terras.

Toen, bij het lezen van "de klik, het geluid van de kei tegen de bamboe", plotseling en in hetzelfde moment was er Iets dwars door mijzelf en de dingen. Ik ben in dat Iets opgenomen. Het is grenzeloos uitgebreid en onverstoorbaar. Geen enkele waarneming laat rimpels achter, niets kan erin doordringen. Mijn bewustzijn is met deze bewustzijnsoceaan samengevallen. Een totaal Andere Werkelijkhied heeft van mij bezit genomen. Iets "tussen" alles. Een Kwaliteit die alles opgevuld heeft, verbindt en tot eenheid heeft gemaakt. Het is de enige Werkelijkheid. Terwijl de dingen gebleven zijn zoals zij zijn, echter zonder enige betekenis vanuit zichzelf, ontdaan van iedere eigen lading en apartheid.

Oneindig vredig, gelijkmatig, helder actief, overal is Het. Heel soms een gedachte, maar verbleekt, als een schaduw, zonder enige kracht en niet in staat andere gedachten op te wekken. Als lege brokstukjes verdwijnen zij weer. Er zijn geen emoties of zorgen. Volmaakt gelukzalige Toestand, lichaam en geest zonder activiteit vanuit zichzelf. Totaal ingebed, zonder grenzen, opgegaan in het Geheel Andere. Dat de plaats van al dat bekend was heeft ingenomen. Er is alleen maar Het, een uiterst subtiele stil-actieve Oersubstantie, de Bewustzijnsoceaan. Alles, de hele werkelijkheid is erin en tegelijkertijd erbuiten. Je ziet bijvoorbeeld een klok, maar de tijd zegt je niets, het dringt niet tot je door, het is zonder betekenis.

Er is geen enkele aandrang om ook maar iets te doen.Alleen lachen, stapelgek, idioot, stom van vreugde. Besef van "dit is het", "wat doodsimpel", "wat stom ben ik" en "wat een verrukking". Alles is van je afgevallen. Terwijl alles in het Al-Ene is ingebed, gaat alles toch zijn gewone gangetje. Op het terras wordt bediend en het verkeer gaat voorbij. Alleen lijken de activiteiten samenhang en coherentie te bezitten. Zij lijken deel van een integraal "organisme" te zijn. Ruim anderhalf uur is niets in staat reactie op te wekken. Het Ene reageert totaal niet, Het blijft onverstoorbaar in Zichzelf. Daarna nam het langzaam af. Een levensgrote verwondering is er nu. Alles is nieuw, elke stap is de eerste. Alles is even dierbaar en kostbaar, net als jezelf deel van het Ene Geheel. Het was de derde Grote Ervaring in mijn leven.

Ik Ben de Essentie van het al
in al haar grenzeloze tijdeloosheid
Ik Ben het wezen der dingen en de dingen zelf
als één en toch gescheiden

Ik doorgrondde het geheim
van leven en van dood
Ik doorvorste het moment van bevrijding
tot in eeuwige dimensie

Ik zag de Waarheid door Het te zijn
liefde was Ik door in Haar op te gaan
deel van het Geheel ben Ik
in Mij is alles saamgebracht en verbonden

Ik belichaam alle Buddha's aller tijden tegelijk
zo ook is de waterlelie in de ochtendzon
bijbel ken Ik noch koran
van zen en sufi blijft niets hangen
Ik Ben een onbeschreven blad

mijn traditie is de glimlach
van het eeuwige Moment
het leven de vreugde van Zijn Tegenwoordigheid
mijn bestaan de traan
op Zijn besmeurd Gezicht

DANSEN

Dansen is voor mij een bijzonder gebeuren. Altijd ontstaat ruim van tevoren een periode van stille verwachting en voorbereiding, een welhaast geheiligde sfeer. Ik zorg ervoor niet teveel te eten en zeker geen alcohol tot mij te nemen. Dan, als het zover is, als ik mij tussen de dansenden heb begeven, is het eerste wat ik doe het met mijn voetzolen in bewust contact komen met de grond. Millimeter voor millimeter ga ik voelend na tot er een levendig contact tot stand gekomen is. Van daaruit ga ik bewust invoelend mijn lichaam en houding langs, bijvoorbeeld het contact dat de huid met de kleding maakt, en let erop, dat ik de adem vrijlaat. Dan pas stel ik mij open voor de muziek, terwijl ik mij tegelijkertijd van mijn lichaam en voeten bewust blijf. In het luisteren open ik niet alleen mijn oren, maar mijn hele lichaam voor de muziek. Door de trillingen van de muziek op de huid en in het lichaam voelend toe te laten, doordringen zij elkaar en gaan zij resoneren. Het lichaam wordt dan in de muziek opgenomen.

In het begin kon ik hierdoor in de meest uitzinnige extasen geraken, extasen van waaruit oorspronkelijke gebaren ontstonden. Niet zelden kwam het voor dat ik een draak, een aap of een vogel was. Om er vervolgens bovenuit te stijgen, alles achterlatend. Vanuit grote innerlijke stilte en aanwezigheid, ging ik volledig in de beweging op, een waarin niets meer over was van mijn oude "ik". Later kwam er echter een stilte over mij, die eigenlijk niet te beschrijven is. Een stilte die eerst van binnen ontstond - terwijl het lichaam vrijelijk, zonder enige aanzet noch belemmering in de muziek opging - maar die zich vervolgens stukje bij beetje ook over het lichaam uitbreidde. De innerlijke stilte had een uiterlijke tot gevolg, zij vielen op een gegeven moment samen.

Stil sta ik dan. Vanaf dat moment - er is altijd een moment van bewuste overgang - vloeit alles uit mij en de omgeving weg. Ikzelf ben leeg en de omgeving is tot schaduw geworden. De muziek en de dansenden "bestaan niet meer". Terwijl de omgeving denkt dat ik gek geworden ben, is er voor mij uitsluitend nog stilte, heldere aanwezigheid, schoonheid, subtiele vreugde en ruimte. Zodat alles er juist wél is!

LOUTERING
Kundalini

Het gebeurde meestal vanuit meditatie: Een koel-warme huivering, een ontbrandend genot, opkomende trillingen, vibraties en schudden maakt zich onderin de ruggegraat los en baant zich een weg naar boven. Het is een orgastische beleving, de ontlading van een oneindig genot gevende energiestroom. Het is niet te zeggen of er hitte of koude is. Allebei tegelijk. Het lichaam wordt zowel doorzengend verteerd als zuiverend doorgespoeld. De aandacht is op de grens van gelukzalige ondergang. Er is vaker hijgen, kreunen, uitroepen en orgastisch schreeuwen.

Bij het opstijgen langs de rug schokt en schudt het en bij het bereiken van het hoofd, wat soms al heel snel, ja vaak in hetzelfde moment kan gebeuren, trekken mond- en ooghoeken maximaal naar opzij. De ogen zijn opengesperd en ongelooflijk bol, een krankzinnig uiterlijk moet dat zijn. Het hoofd wordt in golven van heftige trilling en schudden opgenomen, een extatische razernij. Alles wordt overhoop gehaald en van de oorspronkelijke meditatiehouding is niet veel meer over. In de chaos blijf ik echter kijken en weet precies wat er gebeurt. Ik ben er ononderbroken bij, terwijl ik het proces volledig zijn eigen gang laat gaan. Als de "orkaan" voorbij is, is er een diep gevoel van vrede en ontspannen-zijn.

Wanneer aandacht en rechte houding weer helemaal zijn samengevallen, stel ik mij vaker open voor het onderste puntje van de wervelkolom. Er blijkt vaak nog steeds energie te zijn. Op het hoofd voelt dat als een cirkel die op de kruin samentrekt. Het is een toestand van een samengetrokken krachtig energieveld, scherp afgegrensd ten opzichte van de rest van het schedeldak. Dit centrum is mijn bewuste aanwezigheid. Van hieruit bekijk ik alles. Alles eronder is geheel doorzichtig, doorgankelijk en vrij. Het kan nu in principe twee kanten op.

Door weer maximaal in het lichaam te ontspannen, waarbij tegelijkertijd intens heldervoelend besef is van het midden van het onderste puntje van de wervelkolom - de denkbeeldige as van een holle bamboe - ontbrandt de vuurreflex opnieuw. Deze tweede, derde of soms meerdere keren kunnen zo'n opwaartse heftigheid teweegbrengen, dat alles in het hoofd doorbreekt in uitbarstende, lichtende en totaal oplossende extatische orgasmen, momenten van er niet meer zijn.

In plaats daarvan kan het veld van samengetrokken energie en bewustzijn-boven zich ook geleidelijk oplossen, zonder dat nieuwe opwaartse energie ontbrandt. Vanuit heldere aandacht geeft het wegvloeien een uiterst subtiel innerlijk zingenot. Het hoofd begint op een gegeven moment dan wat voorover te buigen. Ogen en mond worden kleiner, trekken samen en zijn dan wat naar voren getuit. Ook het hoofd en de schouders buigen steeds meer naar voren. De energiestroom vloeit langs de mond, keel en de borst naar beneden in de buik af. Vaak ontstaan er tijdens krachtige uitademingen via de mond sisgeluiden, als van een slang of draak. Dit sissen is een totaalgebeuren. Ik geniet daarbij van de aanwezige kracht, die haar centrum in de onderbuik heeft.

Als het ophoudt, is het besef van de adembeweging in de buik heel helder. Zij is diep onder, totaal ontspannen, vrij en minimaal. Het is het eind van de kundalini-cyclus. Vaker val ik dankend naar voren of ben al spontaan met het voorhoofd op de grond gekomen. Ik ervaar mijzelf vanuit een ander bewustzijnscentrum. Ruimte is er, samen met vrijheid, helderheid, gelijkmatigheid en directheid. Een toestand achter geluk en ongeluk. Niets hindert mij, er zijn geen gedachten of emoties, geen rimpels op het water. Niets kan de innerlijke rust verstoren. Alles is heel "vanzelfsprekend". Er is geen behoefte daar iets aan toe te voegen, commentaar te leveren of te oordelen. Het is een toestand van volledige vrede zonder aandrang ook maar iets te doen. Zij kan uren tot een hele dag blijven bestaan. Vaker zijn er dan nog "uitlopers" als trillingen langs de rug, golven van frisse helderheid in het hoofd of sterk creatief geladen ingevingen en inzichten.

AL OM
straling
in de koel warme
niets kan achterblijven
uitstijgend
pulserend
boven
stille overgave
verenigend
heel makend
veranderend
vreugde zonder emotie
oneindige
ademloze aandacht
dicht en open
ritmisch
helder en donker
fel
stille duisternis
lichtende
bezit nemend
zoemend
springend
opklimmend
als een ontstoken lont
onweerstaanbaar
zuivering
reinigende huivering

(van beneden naar boven te lezen)

  

zoveel schokken
ruimend naar terzijde
eerst begin voor vrije baan
losgeklonken
ongehinderd laten gaan

rekkend wijder
uitgenodigd voor de laatste stap
in afgerond ovaal
betreed ik onherkenbaar
de koninklijke zaal

vanaf dan in aangezicht
mijzelf verliezend
blind ter aard geworpen
zwichtend meegesleurd
zeg mij niet waarheen

niemand die mij voorging
geen gedachte die zo gauw
en zo gezwind
mij nog te achterhalen vindt
niet dat iemand dat nog wou

onverhuld alleen
maakt het duister zich van mij meester
voerman in onbetreden gang
aan de hand van hem onzichtbaar
ga ik op naar duizelend gezang

o, nog enkele narren slechts
zij waren aan de poort
zwanger gaan zij van het sarren
niemand kan het nu meer tegenhouden
op de sterren ga ik voort

juichend nu begroetend
lichtend goud van wuivend koren
langs wijde hemel is geboren
zonbestemming
eeuwig ochtendgloren

 

 

STILLE KRACHT

Fietsen was langere tijd een van mijn favoriete bezigheden. In het fietsen voel ik altijd het contakt van mijn voetzolen met de trappers. Vervolgens stel ik mij open voor het contakt van mijn bekken met het zadel. Ik laat daarbij "mijn achterwerk in het zadel zakken". Ik ervaar daarbij al gauw een opwaartse kracht, een die evenredig is aan de graad van ontspanning. Ik trap dan niet meer geforceerd vanuit mijn voeten, maar ontvang energie vanuit mijn bekken. Mijn bekken wordt een generator waardoor mijn bewegingen licht zijn en toch vol kracht. Ik heb het gevoel, dat ik het "zelf" niet meer hoef te doen. De energie komt uit een andere bron. Door verdere afstemming op andere delen van mijn lichaam en de adem is mijn fietsen volkomen in balans. Ik en mijn fiets fietsen als één organisme. Er is een grote harmonie in en om mij heen. Er kunnen nu verschillende dingen gebeuren.

Is mijn aandacht bijvoorbeeld totaal in mijn bekken en in de beweging van mijn benen, beide versmolten met mijn fiets, dan kan de opgehoopte energie zich opeens als een waterval in de beweging uitstorten. Zonder dat ik het "zelf" doe, kan er een onvoorstelbare kracht in het trappen vrijkomen. Het is een kracht die mijzelf te boven gaat en die mijn fiets maar ternauwernood kan opvangen. Mijn fiets bezwijkt bijna onder de razende kracht en mijn snelheid stijgt boven het ongelooflijke uit. Geen enkele beroeps zou mij op zo'n moment kunnen evenaren.

Is mijn aandacht echter ook in de totale houding en romp, dan kan het ook gebeuren, dat de samengebalde energie vrijkomt, overstroomt en uitvloeit langs de wervelkolom naar boven. Er vinden vaak extatische energie-ontladingen plaats van het bekken naar het hoofd. Het fietsen heeft dan een geheel ander karakter gekregen. Ik zit dan bijvoorbeeld als "een heilige zot" op mijn fiets, voortdurend in lachen uitbarstend. Gelukzalige sensaties stijgen op en bevrijden mij van beklemmingen in het hoofd. Mijn fietsen is een dans geworden en alles om mij heen danst in dezelfde extase mee.

Ben ik echter meer op het gebeuren als geheel afgestemd, ben ik in het fietsen overal tegelijkertijd aanwezig binnen en buiten - dan kan mijn innerlijke helderheid zo aangezet worden, dat deze mij plotseling overstijgt. Van het ene in het andere moment is er dan alleen maar "één grote helderheid". De energie van het fietsen is in die bewustzijnsruimte ingevloeid, zodat ik niet meer voel dat ik fiets. Het fietsen is dan "van mij afgevallen". Het is uiterst subtiel geworden, heel langzaam gaat het en zonder enige weerstand te voelen. Er is alleen maar die ene helderheid, waarin zowel ikzelf alsook de hele omgeving in opgenomen zijn. Volledige stilte heeft dan van mij bezit genomen.

Nu kwam de dag, dat ik dit alles wilde ordenen en doorgeven aan wie dit maar zou willen ontvangen. Na „Vlinder in de Eeuwige Vallei" (1979 De Driehoek) - het eerste verslag van mijn Geboorte - schreef ik de eerste versie van „Lied van Vol-ledigheid" en vervolgens „Levend Zen", een brochure voor mediterenden. Door het Oosten (Zen) en het Westen (lichaamsbewustwording) met elkaar te verbinden was een nieuwe richting, een nieuwe school, de Levend Zenschool geboren. Door de vasten-meditatiekringen konden mensen ermee kennismaken, hetgeen vele jaren buitengewoon goed gefunctioneerd heeft. Toch had ik niet de ambitie „om met Zen verder te gaan". Het had voor mij een te smalle basis. Ik besefte nog voor iets heel anders in de wieg te zijn gelegd, iets waarvoor ikzelf nog een hele weg af te leggen had. Omdat „Levend Zen" echter nog niets aan actualiteit of aan kracht ingeboet heeft, is de integrale tekst onlangs als hoofdstuk opnieuw verschenen. (Zie HMS Meditaties). Iedereen kan het proberen. Zowel degenen die een echt Zenregiem willen volgen, alsook zij die het wat „makkelijker" willen doen, zullen er „profijt van hebben". De essentie van de oefening is voelend gewaarzijn, de voortdurende terugkoppeling tussen helder bewustzijn en lichaamscontakt, dusdanig dat zij elkaar intensiveren. Daarbij word je eerst je lichaam om het vervolgens te overstijgen.

Overigens had ik nooit de behoefte speciale ervaringen naar mij toe te halen. Iedere dag was weer zoals hij was. Stond ik op met een „dicht hoofd" - wat natuurlijk ook wel gebeurt - dan had (heb) ik simpelweg een dicht hoofd. De werkelijkheid zoals-hij-is was voor mij altijd voldoende. Ik had geen enkele aandrang deze overeenkomstig mijn wensen en verlangens (die ik dus niet had) te veranderen. Het Hier en Nu is alles, er hoeft daarnaast niets gezocht, opgesierd of toegevoegd te worden. Daarom „haat" ik zelfmanipulatie, al die opgefokte moeite om iets te bereiken. Grote Ervaringen kwamen altijd volkomen spontaan, onverwacht en plotseling. Zoals ook de Uiteindelijke Eenheid. Terwijl daarvoor het Grote Licht altijd nog een graad van „substantie" had, was dit bij wat nu zou volgen totaal verdwenen. Het Uiteindelijke is volmaakt transparant. Jij bent er niet meer - opgelost - in een Werkelijkheid die er ook niet meer is. Je bent samengevallen met het Alomtegenwoordige Niets. De paradox is, dat je het niet beschrijven kunt, terwijl je het toch niet kunt laten om het te proberen. Vandaar dan ook mijn gestuntel. Het gebeurde op mijn boot, die toen in Haarlem, in het Spaarne lag.

Niets Is
DE CYCLUS VOLTOOID

Zondagmiddag 15 mei 1983, 15.30 uur

Opeens, heel subtiel, zo onopgemerkt dat ik het juiste moment niet meer kan achterhalen, was ik opgenomen in een alomvattende helder-vredige rust. Een rust die alle aandrang iets te doen deed wegvloeien. Volkomen onalledaagse stille aanwezigheid, helderheid en gelijkmoedigheid. Ik bleef liggen waar ik lag en ik voelde een grote moeheid over mij komen. Een die tegelijk zwaar, licht en aangenaam was. Terwijl slaap over mij kwam, bleef ik helder en aanwezig. Het lichaam zwaar, de geest licht en zonder gedachten.

Na een uur was het lichaam uitgerust en was het bewustzijn in kwaliteit toegenomen. Het lichaam voelde niet meer als iets aparts. Het was licht, gemakkelijk, vanzelfsprekend, soepel, zonder enige weerstand, blokkade of bijzondere sensatie. Alle zwaarte was eruit verdwenen. Het lichaam was van mij afgevallen, opgenomen in de luchtigheid van een helderbewuste alomtegenwoordigheid. In tegenstelling tot de eerdere ervaringen had deze geen "lading", geen substantie, zij was volmaakt transparant. In de doorzichtigheid was het onderscheid tussen binnen en buiten weggevallen.

De handelingen die "ik deed" waren volmaakt spontaan, direct, vanzelfsprekend en licht. Mijn bewegingen gingen vanzelf en harmonieus zonder tussenkomst van welke gedachte of impuls dan ook. Het lopen, bukken, zitten, staan, theezetten en -drinken ging volslagen moeiteloos. Zij kwamen uit een andere dimensie, een die onzichtbaar en ongrijpbaar was. Er was geen onderscheid tussen de doener en dat wat gedaan werd. Er was alleen volkomen vanzelfsprekend doen, het is doen vanuit het niet-doen.

Het op deze manier verwijlen is zoet, een stil-genietende vreugdevolle onmiddellijkheid is het, het ondergaan van frisse helderheid, het in volle vrijheid gevangen-zijn, een totale relaxtheid over de gebeurtenissen in de wereld "om mij heen", totaal geen behoefte of aandrang ergens in te grijpen, geen zorgen, geen enkele emotie. Een subtiele gelijkmoedigheid heeft bezit van je genomen. Helemaal ín de wereld, maar niet vàn de wereld. Dit is het Thuisland. Er is niets meer en niets minder. Alles is zoals het is, in een dusdanige simpele directheid, dat alles vanzelf en spontaan gebeurt. Waarnemingen zijn niet in staat aparte, nee geheel geen indruk op het bewustzijn achter te laten. Er is helemaal geen bewustzijn waar indrukken in achter kunnen blijven. De geest is leeg, zij heeft geen eigen substantie, geen eigenheid. Het is een non-existentie, volkomen onberoerd bij wat "het ziet". Er is alleen zien zonder zien.

Er is een subtiele stilte die overal aanwezig is en alles doordringt. De gebruikelijke overspanning is volledig uit het hoofd weggevloeid. Er is alleen maar een ontspannen stille Alomtegenwoordigheid, een waar alles in opgenomen is, zonder uitzondering. Besef van tijd is er niet, alles valt samen met het grote Moment. Het komt niet bij je op aan "volgende momenten" te denken. Je bent in het tijdeloze ingeschakeld, je kunt er niet "buiten kijken". Je bent op een andere golflengte, een gevangene van het Moment ben je. De wereld op zijn kop gezet. Zelf heb je geen identiteit, er is geen zelfbesef en geen zelf. In kalmvredig Zijn is het zelf opgelost. Het Alomtegenwoordige verwerkelijkt, Ben Ik in hetzelfde moment al dat was, is en zal zijn. In Mij is alle tijd samengevallen. Alles om Mij heen, het hele universum is in Mij. In het eeuwige Moment Ben Ik, eindeloos en grenzeloos.

Deze meest "gewone" van de vier Grote Ervaringen heeft mij de bodem van het bestaan laten zien. Het bestaan in al haar simpele volmaaktheid, directheid en doorzichtigheid, het bestaan-zoals-het is, Niets Bijzonders. Dit Zijn, de Oergrond is het meest wezenlijke van ieder van ons. In feite is het ononderbroken in alles en iedereen aanwezig. Je hebt er al voortdurend deel aan, zonder het te beseffen. Dat wat je zoekt, is dichter bij dan je eigen huid, dat bewust te maken, daar gaat het om. De meest belangrijke stap daartoe is de overstap van onwetendheid, het onbewust gevangen zijn in alles wat er in je omgaat - gedachten, emoties en verlangens - naar bewuste aandacht. Het is een stap die een ieder van ons kan doen. Heb je die eenmaal gezet, dan komt "de rest" vanzelf. Is er eenmaal bewustzijn, dan is er geen weg terug. Alles wat je nodig hebt, zal je dan ten deel vallen.

stil-actieve rust en helderheid
geen binnen of buiten
bijzondere sensatie is er niet
ging het HierNu allemaal om

niet van deze wereld noch
van de andere
ben ik er tussen genomen

de Weg
van het iets naar het Niets in
het Nergens

het Eeuwig
onveranderlijke Zijn
vraagt slechts
het voortdurende begin

het Onbegrensde
staat op
de grenzen van
ieder moment afzonderlijk

het Onbeperkte
eist
de beperking tot wat
het in de kiem Is

het meest Vruchtbare
laat niet toe
dat wie dan ook door
Haar groeit

wie door haar Overvloed
is aangeraakt
gaat de
tegenovergestelde Weg

een ieder die
Zij bezit
wordt ontdaan van
zijn of haar hoedanigheid

niemand laat
Zij delen tenzij
hij of zij
aan Haar sterft

DONKERE NACHT VAN DE ZIEL

in de schaduwdalen
ver van Jou vandaan
o innigst meest Geliefde
is het kil
in het barre bestaan van de afgescheidenheid

nu jouw liefdehanden
mij niet meer beroeren
daarvoor in puur dansgenot mij
inzinnig verrukkend
voel ik mij op de dorre vlakte verlaten

terwijl jouw liefdesgloed
mijn huid deed smelten en
de werelden samenvloeiden in
Goddelijke Gelei
heeft nu brokkelige matheid bezit van mij genomen

in de eenzaamheid gedreven van
de wereld die jouw dans is
voel ik mij als een kreupele
teruggeduwd door schaduwen
tot op mijn botten gaat mijn stomschreeuwende pijn

aangezien Je mij besmet hebt met
de nectar van je Goddelijk Lichaamssap
is de brandendfelle koorts niet
uit mij geweken
gewekt is het verlangen waardoor je mij verteert

rusteloos zoek ik in
de wereld der schaduwen naar
het Ene Licht
o geef mij die rust dat ik
Jou in de duistere stiltepoort terugvinden kan

o was ik slechts ongeboren
de stem der stilte doof
dan zou ik nu niet horen
verre roepstem uit de kloof

de echo's in mijn oren
hoe kan ik zover zinken
lied van eeuwig ochtendgloren
smartelijk wederklinken

nu geen sterfelijk wezen
meer gezellend bij het gaan
wie zal mij nu genezen
ruimte schenken in mijn baan

rustloos zoeken in het donker
keer op keer vergetend wat ik mijd
het is duisternis' geflonker
in zichzelve dat bevrijdt

 

 

 

Zelfbetrokkenheid

zie de mensen naar mij kijken
ben ook wel bijzonder
dus is dat zo gek nog niet
ze voelen 't natuurlijk aan

zoveel mensen slapen nog
hebben dringend iemand nodig
die hun de weg zal wijzen
kijk toch eens naar al dat leed

ieder zit toch met problemen
dat is toch niet om aan te zien
en het is toch zo eenvoudig
'k moet er dringend wat aan doen

daarom ben ik dan ook hier
wat zijn ze op mij aangewezen
dat is zeker niet voor niks
't maakt mijn opdracht wel bijzonder

ze moeten wel een beetje steunen
organiseren hier en daar
dan kan het ook een beetje groeien
uitgroeien tot iets groots

intussen blijf ik voorbereiden
wachten is alleen op het signaal
ik ben echt wel heel uitzonderlijk
heilig en koninklijk tegelijk

gewoon geduldig zijn en wachten
zo deed de Buddha het toch ook
hoewel de Graal mij ook wel aantrekt
zal ik snel bekendheid krijgen

o volk ik kan niet langer wachten
ontwaakt allen tot het grootse
zie toch wat reeds gaande is
volg mij in de gezamenlijke strijd

Afgunst/Jaloerse monologen

"Kwam ik even stralend binnen zeg. Dat moet ie wel gezien hebben. Niet zo leuk voor hem. D'r was toch duidelijk wat aan mij te merken. En wat zat hij d'r miezerig bij. Dat is nou meditatieleraar. Wat een lef sommige mensen hebben om de "leraar" uit te hangen. 't Is toch echt niet te geloven. Maar ja je ziet het, zo val je dus wel aardig door de mand. Z'n oogjes zullen wel opengegaan zijn. Hij voelt het verschil natuurlijk ook wel. Daarom was ie natuurlijk zo gauw verdwenen".

"Kijk dat kan ik ook. Er zitten best wel een paar aardige dingen in. Maar voor de rest. Domineestaal is het. Hetzelfde geleuter als vroeger, maar dan in een ander jasje. Filosofie is het, het uitspinnen van abstractheden en mooie woorden. Makkelijk hoor. Maar veel boekjes lezen. Dan blijft er altijd wel iets hangen. Als je veel spinazie eet, komt het er vanzelf groen uit. Nee, het is echt niks. 't Is niet echt, niet oorspronkelijk. Komt niet uit eigen ervaring hè. Wat hebben de mensen daar nu eigenlijk aan. Het zoveelste boekje uit de rij. Maar ja, het ziet er wel mooi uit. Zulke mensen hebben het altijd aardig voor elkaar".

"Hij is wel goed hoor. D'r zitten ontzettend goeie dingen in wat ze daar doen. Maar hij zit wel een beetje in zijn hoofd. Behoorlijk eigenlijk. Te intellectueel hè. Iets waar we juist een beetje vanaf moeten. Jammer is dat toch. Dan komt hij toch eigenlijk niet zo goed uit de verf. Zij is ook zo'n wetenschapper. Daarom zal het er wel zo bloedserieus zijn. Je ziet er eigenlijk zelden mensen lachen. Ze lopen allemaal met de neus naar de grond daar. Ook weer een beetje extreem natuurlijk. Een flinke scheut plezier zou daar geen kwaad kunnen".

"Jazeker, hij heeft zelf ook behoefte aan aandacht. En hoe. Dat kun je toch zo zien. Hij heeft dat in zichzelf nooit overwonnen. Kun je eigenlijk niet maken natuurlijk. Je kunt toch geen meester en verlicht zijn, als je je onverwerkte dingen nog hebt. Dat gaat toch ten koste van de mensen. Je ziet toch duidelijk wat er gebeurt. Hij heeft de mensen nodig, hij trekt ze aan om ze niet meer los te laten. Hij etaleert zijn verlicht-zijn, mensen komen er als bijen op af en hij zamelt de honing in. Vandaar ook die hele poespas, al die uiterlijkheid. Zijn volgelingen hebben daar niks aan. Voor hun spirituele bevrijding is dat echt niet nodig. Wat een egotrip eigenlijk hè. Hoeveel spanning zou hem dat niet voortdurend kosten. Hij heeft niet voor niets een aantal chronische ziekten. Volgens mij moet ie wel het een en ander onderdrukken. D'r klopt dus iets niet. Voor zijn volgelingen is dat natuurlijk funest. Ze krijgen eerst krukken aangereikt om ze vervolgens nooit meer kwijt te raken".

„Hoe dus sommigen, nadat ze een eerste glimp hebben ontvangen (nog niet te spreken van diegenen, die zelfs dat niet hebben gehad) meteen de „meester" weten te spelen. Niet te geloven gewoon. Toegegeven, hun marktgerichte doortastendheid is iets wat ik mis. Hun succes iets om af en toe jaloers op te zijn. Beterweters all over the place, zo vol dat zij zijn van hun opdracht, hun overtuigingen en hun gelijk. Moeiteloos kijk ik er echter dwars doorheen. Juist omdat zij lege vaten zijn, vullen zij zich met "God". De innerlijke onzekerheid wordt opgevuld met niet te stuiten missioneringsdrang. De prachtigste woorden komen als zoete nectar uit hun mond. De mensen moeten immers wel aan hun lippen blijven hangen. Wat ben ik daarentegen blij, dat ik niemand hoef te overtuigen".

MEDEDOGEN

Werkelijk mededogen begint niet bij de ander, maar bij jezelf. Het begint met het pijnlijke besef van de eigen vervreemding en de ontdekking van je eigen heel-zijn. Vervreemding als het afgesneden-zijn van je diepere Zelf en het Goddelijke, je lichaam en de natuur en de onbewuste cq onderdrukte delen van je psyche. Hoe meer je nu deze pijn kunt toelaten en beleven, des te intenser het verlangen naar heelwording. De belangrijkste adder onder het gras is de idee dat je reeds "heel spiritueel" bent en dus geen last hebt van vervreemding. Meestal ligt er de angst voor de eigen schaduw - alle weggedrukte, veroordeelde en niet welkome "negatieve" eigenschappen en impulsen - aan ten grondslag. Zij zijn immers in conflict met het "positieve" zelfbeeld.

Er is niets mis met het "ego". De zelfbetrokkenheid is een natuurlijke functie in dienst van het individuele overleven. Jezelf instandhouden en te handhaven is een niet te ontkennen aspect van het leven, iets waarvoor wij ons niet hoeven te schamen. Als wij deze functie ontkennen, meestal vanuit een of andere (spirituele) filosofie, dan doen wij onszelf en ook de ander tekort. Leven in een zelfgecreëerde schijnwereld komt niemand ten goede. Ontkenning van vitale delen van jezelf was nu net de oorzaak van het lijden. Niet veroordeling, maar bewustwording, acceptatie en integratie is daarom het antwoord.

Ik houd van mijn ego. Als ik van mijn ego houd, komen zijn eigenschappen mij ten goede. Bovendien zie ik dan in, dat ik mijn ego niet ben. Als ik zeg: "ik houd van mijn ego" (zelfbetrokkenheid, onbewuste identificatie met gedachten, voorstellingen, verlangens etc.) ben ik hier en mijn ego is "daar". Ik ben degene die mijn ego liefdevol omarmen kan. (Doe dit gewoon een tijdje als oefening. Bij iedere opkomende emotie stel je je voor dat je hem „als een kind“ liefdevol omarmt). Het ego vindt dit „heerlijk“, het zal daarom alles doen om van mijn liefde verzekerd te blijven. Door de liefde transformeert het zich spontaan: het wordt dienstbaar aan mij. Vanaf dat moment overheerst het mij niet meer. Dat het ego mij overheerste was overigens het enige probleem. Alle eigenschappen die daarvoor nog een eigen(wijs) en afgesplitst leven leidden, gaan nu onderling een zinvolle relatie met elkaar aan, alles vanuit de liefdevolle context van mijn ware Zelf. Het is toch gemakkelijk te begrijpen. Als je je eigen verwaarloosde en ontkende delen ("kinderen") niet eens kan omarmen, hoe ben je dan in staat andere mensen te accepteren en lief te hebben? Door je ego lief te hebben, ontdek je bovendien degene die liefheeft, degene "die er achter zit" - ik - die dimensie waar de liefde vandaankomt, je bewustvoelende aandacht, je ware Zelf. Je ontdekt je eigen Essentie. Het is een van de meest ingrijpende en ontroerende momenten: te ontdekken dat je diep in jeZelf liefde bent. JeZelf zijn in verbondenheid, daar komt het in het leven op aan.

liefde is
het vieren van de eenheid
die er al is

HET GROENE GRAS

Als ik nu om mij heen kijk, het frisse groene gras aan mijn voeten, de bosjes van pas ontloken kaphout om mij heen, het stil-heldere water in de avondzon, dan ben ik stil van zoveel schoonheid. Alles ademt een simpele aanwezigheid die overweldigend is. Open als ik ben voor de stilte, de lucht, het water en de bonte mengeling van al die verschillende vogelgeluiden. Ademloos kijk ik naar een uil die geruisloos als uit het niets voorbijvliegt, schommelend over de rietzoom. Vóór mij zwermen muggen, die wriemelend in torens hoog boven de bosjes en het water krioelen. En er achter de opkomende nevel boven de sloten, de koeien nog slechts gedeeltelijk zichtbaar. Alles ademt zo'n frisheid, zo'n helderheid, een aanwezigheid die alles doordringt.

Dit land is van zo'n onuitsprekelijke schoonheid, dat het nauwelijks te vatten is. Ik zit hier op mijn boot en kijk naar de ondergaande zon. Een meesterwerk, dat zoals nu, elke keer uniek en in dezelfde vorm nooit meer herhaald zal worden. De gouden weerglans in het water komt helemaal tot voor aan de boot. Het is al laat, tien uur, en hoewel vroeg in het jaar is het aangenaam buiten te zijn. Een eend vraagt al enige tijd mijn aandacht, mekkert en blijft in een klein kringetje rondzwemmen. Ik praat met hem, geef wat brood, hij kwekt verder en sluit af en toe vertrouwensvol zijn ogen. Het leven, zo besef ik hier is zo rijk en vol, ik voel en weet mij er deel van, ik ben het zelf. Het is een bron die voortdurend overloopt. Nooit kan ik hiervoor dankbaar genoeg zijn.

nu loop ik door de straat
ongesluierd
alles heeft iets meer en
ik heb iets minder

het meer
dat alles al had
het minder
dat ik nooit bezat

de innerlijke leegte die
van aangezicht tot aangezicht
het oog van de wereld
doet oplichten

Dit hoofdstuk was slechts een beknopt overzicht.
Zie voor de volledige autobiografie: "Lied van Vol-Ledigheid"

Terug

 © 1995 Copyright Han Marie Stiekema. Alle rechten voorbehouden.
Last revising: 04/19/05