Hoofdstuk 1
VOORWOORD
 

Inhoud

1. VOORWOORD

2. INTRODUCTIE

3. MIJN JEUGD
Het begin
De school
Arts voor natuurgenees-

kunde

4. AAN GENE ZIJDE
De Grote Ervaringen/Tien jaar
ononderbroken gelukzaligheid
Profetie
Een droom
GraalsVisioen
De Drieëenheid
Appendix
Mijn innerlijke vrouw
Vrijend vrij...Tantra
De Meester
OPENBARING VAN
DE GROTE MOEDER
HET ABSOLUTE NIETS
HET GROTE LICHT
HET GROTE STERVEN/
DE ONDERWERELD
Commentaar
Voortzetting
De Ultieme Sutra
Voortzetting
Amsterdam, augustus 1980
Dansen
Kundalini
Stille kracht
Volgende
Niets Is/De Cyclus voltooid

5. DE ULTIEME SOETRA

6. DONKERE NACHT VAN
DE ZIEL

Persoonlijke integratie: Vijftien jaar vallen en opstaan
Verlatenheid
Zelfbetrokkenheid
Afgunst/Jaloerse monologen
De Tegenstrever
Loutering
Identiteit
Kennemerduinen 1990
Japan en HongKong
MeiMei
Ontsnapt uit de hel van
de toekomst
Brazilië
Laatste beproeving

7. DE HEILIGE VALLEI
("Dalrede")
De Afdaling
De Diepte
De Terugkeer

8. MIJN LEVENSMYTHE
Terugkijkend
Mededogen
Vernieuwing
Schoonheid

9. HEALING THE PLANET
Te Beginnen bij jezelf
Weeklacht
De Universele Weg
Soeverein Leven
De 7 Stappen

10. DE GROTE MOEDER
(Her)ontdekking
Teresa van Avila
Een Wonder/PilgrimCare
Erkentelijkheid

11. KEER OMME
Grote Moeder Hymne

12. EPILOOG
Ter beschikking staan
"Evaluatie"

Het Groene Gras

OVER DIT BOEK

 

Het is niet gemakkelijk om een voorwoord te schrijven bij de autobiografie van Han Marie Stiekema. Zijn leven is zo uitzonderlijk, dat ik mij afvraag of er überhaupt op deze wereld iemand is, die kan bogen op vergelijkbare ervaringen. Ik, als gewone ziel, ken niet eens mijzelf, hoe dan Han Marie te kennen? Daar komt bij, dat in de dagelijkse ontmoeting je er bij hem niets aan afziet. Hij is een gewoon mens, zeer open en toch niet te doorgronden, behulpzaam naar anderen en een goede vriend. Als je hem niets vraagt - bedoeld zijn vragen naar het Wezenlijke - zal hij ook niets tonen, prijsgeven of openbaren. Hij beweegt zich onopvallend, leeft gewoon zijn dagelijkse leven en is daarom nauwelijks bekend. Daar waar hij gevraagd wordt, laat hij echter een diepe indruk na. Ik heb meerdere keren meegemaakt, dat direct nadat hem „een werkelijke vraag" werd gesteld, onmiddellijk een totale metamorfose in hem plaats vindt. Het is alsof dan een andere dimensie bezit van hem neemt. De gehele ruimte vult zich met een „aanwezigheid" die niet te definieren is. Hijzelf „spreekt vanuit dat Iets". Zijn stem is laag, zijn ogen stralen, sommigen zien een aura om zijn hoofd en na aanvankelijke eerste aarzelingen raakt hij vervolgens in vervoering. Vaak slaat de gloed over op zijn toehoorders, die daardoor in trilling geraken. De liefde die hij is, is naar alle kanten voelbaar. Vaak brengt hij zichtbare ontroering bij zijn toehoorders teweeg. Of mensen die opeens met grote ogen rechtop in hun stoel gaan zitten.

Hij windt er echter geen doekjes om. In zijn talks zit hij er niet om de mensen te entertainen, als spreekbuis van de Waarheid kan hij enorm confronterend zijn. Daartoe heeft hij, als je het mij vraagt, tevens een aantal trucs tot zijn beschikking. Hij provoceert graag, bijvoorbeeld wanneer hij in gezelschap is van mensen die bepaalde verwachtingen hebben. Ik heb eens meegemaakt, dat in een zaal van 200 mensen de helft in vervoering raakte en de andere helft ontstemd bleek te zijn. Hij past bijvoorbeeld helemaal niet in het sfeertje van „wij spirituele mensen onder elkaar". Vanuit zijn eigen achtergrond heeft hij een feilloos inzicht in „waar iemand is". Hetgeen niet altijd in dank wordt afgenomen, vooral niet van hen die het denken te weten. Zijn opdracht is om een ieder, die met hem in contakt wil treden de Weg, de Waarheid en het Leven voor te houden. Daarbij willen de mensen enerzijds zeker wel „bevrijding", maar zijn anderzijds niet bereid de prijs te betalen, namelijk het opgeven van een ik-georienteerd, zelfzuchtig of pseudo-spiritueel leven. Voor de meesten is spiritualiteit „leuk erbij", een interessante uitbreiding van de bestaande activiteiten. Iets waarmee je jezelf op kunt sieren. Echter, zo zegt Han Marie, „alleen als je jezelf opgeeft, kom je erAchter".

Het blijkt dus zo te zijn, dat Han Marie spontaan vooral diegenen aantrekt, die oprecht en met hun hele hart de eenvoud en het Ware zoeken. Dat zijn er soms niet veel. Ik kan niet zeggen, dat hij dat betreurt. Hij geeft verreweg de voorkeur aan het contakt met mensen met pure intenties, dan dat hij oneigenlijke pretenties moet ontmaskeren of „de knuppel in het hoenderhok moet gooien". Dat neemt niet weg, dat hij zichzelf ziet als zijnde voor iedereen. Zijn eigen Weg heeft hem dat aangereikt. Om te beginnen kwamen zijn Grote Ervaringen plotseling en „uit heldere hemel", in puur onvoorbereid-zijn. In die zin was het „een onbevlekte ontvangenis". Zijn Realisaties „gebeurden" zonder enig eigen toedoen, totaal zonder voorbedachte rade, ambitie of verlangen. De Onschuld kan zich alleen aan de onschuld openbaren! Op dit punt had hij zichzelf reeds als leraar kunnen manifesteren. De paradox is, dat vele leraren zichzelf reeds na een „eerste glimp" bekendmaken - omdat ze denken, dat ze „het bereikt hebben" - terwijl Han Marie - juist door het doormaken van de gehele Verlichtingscyclus, inclusief de zeer zeldzame „opstanding uit de dood" - zich niet in staat achtte om het Goddelijke in deze wereld te verkondigen. Niet alleen, omdat er vanuit het Niets niets uitgaat - het is volmaakt in ZichZelf - maar ook omdat hij besefte, dat er nog iets was blijven liggen. Hij deed toen wat zeer weinigen hebben gedaan, namelijk alsnog „een stap terug" zoals hijzelf schrijft „om het oude zelf in de Nieuwe Identiteit in te passen". Hoewel hij zijn innerlijke Staat verder had kunnen cultiveren en zijn biografie achter zich had kunnen laten, nam hij vrijwillig zijn verleden op zich.

Vijftien lange jaren maakte hij door wat een ieder van ons doormaakt die bewust wordt, namelijk het alsnog aannemen en integreren van pijn, verdriet, angst, onmacht, opgeblazenheid, onzekerheid en woede. Niets bleef hem daarbij gespaard. Nooit ontvluchtte hij het of trok hij zich terug in zijn innerlijke paradijs, ofschoon hij dit elk moment had kunnen doen. Zonder zich „te verdedigen" nam hij bovendien het onbegrip, de afwijzing, het negeren, de spot en de veroordeling van zijn omgeving op zich. Als hij zijn eigen lijden nog niet eens kan aannemen, hoe dan ooit in staat te zijn het lijden van meederen mede te dragen, was de achterliggende overweging. Dooddoeners als dat „verlichte meesters" het lijden niet kennen, wijst hij daarom resoluut van de hand. Het lijden is er, alleen je bent het niet. Het komt in je, verblijft er een tijd en verdwijnt weer. Dit geldt voor een ieder die bewust wordt. Bij meesters geldt dit des te sterker. Juist door in diepste Wezen totaal vrij te zijn, kunnen zij het „leed van de wereld op zich nemen". Hun lijden wordt dus eerder meer dan minder. Het is tevens de reden waarom Han Marie verder gaat dan het mededogen met de individuele medemens. Haarscherp ziet hij de immorele uitgangspunten van onze samenleving: „hebben als het onvermogen tot Zijn". Aangezien mens en samenleving een levend organisme zijn, ben je er niet met individuele heelwording alleen. Ben je ontwaakt, dan is er nog een stap te gaan: namelijk het doortrekken van je individuele "verworvenheden" naar je (naaste) omgeving.

Tien jaar van opperste gelukzaligheid en twintig jaar van „de donkere nacht van de ziel" liggen nu achter hem. Het wonderbaarlijkste is echter nog niet gezegd. Iets wat ik tevergeefs bij andere leraren heb trachten te vinden. De laatsten beschouwen "hun Realisatie" doorgaans als het hoogtepunt van hun carrière. De autoriteit van het leraarschap berust erop. Zo niet bij Han Marie. Vanuit een niets ontziende eerlijkheid ten opzichte van zichZelf moest hij bekennen, dat ondanks "zijn" vol-ledige Verlichting hij de "volmaaktheid" nog niet had bereikt. Keer op keer drong de verleiding zich aan hem op om zijn Verwerkelijking voor eigen (ego) doeleinden te gebruiken. Het was een verschrikkelijke innerlijke strijd, iets waarvoor nauwelijks woorden te vinden zijn. Dus kwam hij al gauw met de rug tegen de muur te staan. In die toestand daagde het hem, dat "Verlichting dus niet het Uiteindelijke kon zijn". Er moest nog "Iets Achter" zijn, Iets dat hem uit zijn obsessie kon verlossen. Het confronteerde hem opnieuw met zijn Grote Ervaringen. En plotseling zag hij het. Alvorens in het Grote Licht op te gaan, was zijn hele bestaan voor een Moment door de kosmische Bliksem uitgewist. Aan het Licht was dus iets voorafgegaan: het Absolute Niets! Er bleek dus een hierarchie te bestaan: eerst het Niets, dan het Licht. Ergo: het Absolute Niets gaat aan het Licht (het Goddelijke, de Boeddhanatuur) vooraf. Nog nooit ervaarde hij zo'n diepe opluchting. Hij was bevrijd van (zijn identificatie met) de Verlichting. Vrij van de vrijheid....Vervolgens viel alles op zijn plaats. Het Absolute Niets is gelijk aan het Vacuum, de Kosmische Baarmoeder - in archaische tijden "De Grote Moeder" genoemd - waarvanuit alles - zowel God als de wereld - geboren wordt en in terugkeert. 

Het duurde vervolgens een aantal jaren voordat hij "met de Moeder naar buiten trad". Immers, vijfentwintig jaar lang had hij geleefd in de veronderstelling dat er boven Verlichting niets bestond. Nu moest hij plotseling letterlijk een knieval doen. Hetgeen aan de ene kant reden was voor voortdurende vreugde en dankbaarheid, maar wat aan de andere kant toch ook onwennig was. Zelf niet meer de laatste autoriteit te zijn vereiste een grondige omvorming. Gelukkig dat hij het falen van "Zelfrealisatie" op uiterst pijnlijke wijze zelf aan den lijve had ervaren. Dit bracht voor het eerst in zijn leven momenten van oprechte nederigheid ten opzichte van het onpeilbaar-diepe Mysterie van de Moeder. Wetende dat dit - overgave - het moeilijkste voor hem was, zond de Moeder hem vervolgens assistentie. Op miraculeuze wijze ontmoette hij Teresa van Avila op zijn Pad. Onmiddellijk besefte hij de reikwijdte van deze ontmoeting. Hij ervoer zoveel raakvlakken met haar, dat het niet anders kon zijn, dan dat dit "door de Voorzienigheid zo was bedoeld". Zij leidt hem nu verder op de Weg van devotie, overgave en onzelfzuchtigheid. Mede door haar voelt hij zich gesterkt om zijn missie in de wereld uit te dragen.

Hij is tenslotte degene die uit „ballingschap teruggekomen is" om mensen op hun Weg "terug naar Huis" te begeleiden. Hij heeft de Schat bewaard - de erfenis van een ieder - die in jou door je verslaafdheid aan jezelf, verloren was gegaan. Uitsluitend je „eigen verlichting nastreven", terwijl door eigen toedoen tegelijkertijd de aarde steeds verder vernietigd wordt, kan echter niet meer. Het „jeZelf-zijn in verbondenheid", in eenheid van het vertikale met het horizontale, dat is waar het nu om gaat. Samen het „Koninkrijk van Hemel en aarde" vestigen, daarin het voortouw nemen beschouwt hij daarom als het belangrijkste onderdeel van zijn missie. Niets bijzonders, als je bedenkt, dat een ieder zich zou moeten inzetten om de aarde te redden. Hoe hem dus te noemen? Het Duitse woord „Hoffnungsträger" zou hem niet misstaan. Met de publicatie van zijn geschriften heeft hij zich onlangs bekendgemaakt. Hij is beschikbaar. Het is nu aan ons hem, onszelf en de Moeder te gaan ontdekken. Om onze innerlijke verwerkelijking vervolgens uit te breiden naar onze omgeving. Hijzelf zegt: „vanuit het Wezenlijke weerklank te vinden, is het kostbaarste geschenk in dit bestaan".

Peter Cornwall, Los Angeles, Californië

Terug

© 1999 Copyright by Han M. Stiekema. Alle rechten voorbehouden.
Last update:09/06/07