Hoofdstuk 5
HET GROTE STERVEN

INHOUD

 

1
INLEIDING
2

DE DRIEVOUDIGE
MOEDER

   - DE OERMOEDER
   - MOEDER AARDE
   - DE STAMMOEDER
3
IN HARMONIE MET DE
NATUUR

4

GODINNEN EN GODEN
5

PRIESTERS EN GOEROE'S
6
VROUWEN EN MANNEN
7

DE OORSPRONKELIJKE
TRADITIE

8

CULTUS, VIERINGEN
EN RITUELEN

9

HET GEHEEL DIENEN
10

GROTE MOEDER HYMNE
11

MATRITALK
12
TOT SLOT

LITERATUUR

1
VOORWOORD
2

INLEIDING
3
ZELFVERWERKELIJKING
4

OPGANG NAAR HET
LICHT

5
HET GROTE STERVEN
6

DE DRIEVOUDIGE
MOEDER

   - DE OERMOEDER
   - MOEDER AARDE
   - DE STAMMOEDER
7
IN HARMONIE MET DE
NATUUR

8

GODEN EN GODINNEN
9

PRIESTERS EN GOEROE'S
10
MANNEN EN VROUWEN
11

DE OORSPRONKELIJKE
TRADITIE

12

CULTUS, VIERINGEN
EN RITUELEN

13

WERELDMISSIE
14

HET MATRICENTER
15

GROTE MOEDER TEACHING
16

LITERATUUR
17

TOT SLOT

 

1. Het volgende gebeurde. Plotseling, onvoorbereid en onverwacht - het criterium van elke authentieke Ervaring - van het ene moment in het andere, was ik temidden van een tijdeloze en grenzeloze hyperactieve Duistere Angstoceaan. Het is overal, je kunt er niet aan ontsnappen. Het is de Ultieme Verschrikking van bovennatuurlijk, absoluut karakter. Het is zo krachtig, dat al het betrekkelijke in minder dan een fractie door de Verschrikking wordt opgeslokt, vernietigd. In mijn geval verdwenen op deze manier mijn gedachten, mijn ik, de mij omhullende energie en mijn lichaam. Concreter kon het niet, want ik rook de geur van een rottend lijk, terwijl ik een flits had van wormen die mijn lichaam opvraten. Geen hallucinatie, maar werkelijkheid, veel werkelijker dan een normale ervaring. Tegelijktijd had ik niet te beschrijven ijskoude golven door mijn verdwijnend lijf, het kenmerk van de dood, die was ingetreden. Het enige, wat van mij over was, was mijn helderheid, mijn bewustzijn. Als ik er niet in hetzelfde Moment bij was geweest, was ik in de Duisternis ten ondergegaan. Die kosmische Angstzee had mij dan zeker vernietigd. Ook die heldere aanwezigheid stond echter voortdurend op punt ten onder te gaan. Ik ervaarde - het bewustzijn wist - dat alleen door exact in de vertikaal te blijven zitten, ik de ondergang kon verhinderen. Elke minieme afwijking van die positie gaf een acute angst van wegglijden in de Verschrikking. En dit duurde vele uren! Uren van onvoorstelbare vertwijfeling en angst, waarbij de aandacht geen moment mocht afzwakken. Doordat het gelijke tred met de Angst moest houden, nam de kwaliteit van bewustzijn langzaam toe, het trok zich op aan de Duisternis. Na vele uren, uitgeput, maar met diepe voldoening zwakte Het dan eindelijk langzaam af. De dood was overwonnen! Ik kon het zelf niet geloven. Wat was hier gebeurd? Ik was in het „dodenrijk" geweest, daar gestorven en opnieuw geboren. Ook wist ik dit: het is een sterven, een doodsstrijd, zoals die bij het gewone overlijden niet voorkomt.

2. Door dit Grote Sterven (1977) wist ik van de realiteit van sterven en opnieuw geboren worden. Ondanks de grote indruk die dit op mij had achtergelaten, had ik de Ervaring echter nooit helemaal „zu Ende gedacht". Ik had mij daarentegen vrijwel uitsluitend blindgestaard op het Licht en niet op de Duisternis. Het Licht draagt bij tot je identiteit, de Duisternis niet (vandaar). Op een gegeven moment draaide ik echter alleen nog maar kringetjes. Ik, verlicht en wat dan nog? O ironie, het Licht als drager van de hoogste verlichting en bevrijding bleek een doodlopende weg te zijn. Ik had Het „bereikt" en wat nu? Door te lijden aan mijn verlichte staat - aan mijn vereenzelviging ermee -   herinnerde ik mij de Zwartheid. Opeens wist ik, dat daar de opening lag. Licht en Duisternis zijn tegenhangers van elkaar. Geen van beide zijn dus het Ene, de Ultieme Realiteit. Er moest er nog „iets" achter zijn.

Het Grote Sterven en het Oneindige Licht zijn
twee aspecten van de Grote Moeder

3. Mijn duistere Ervaringen had ik nooit in de juiste context geplaatst. Het Grote Licht staat niet op zichzelf, maar heeft een tegenhanger. Het is het Grote Sterven. Het Licht zowel als de Duisternis - de noumineuze Dimensies - komen beide uit IETS dat "daar achter ligt", ja natuurlijk, dat ik dat nooit eerder zo helder beseft had. Beide komen voort uit de Onkenbaar Diepte en keren er in hetzelfde Moment in terug. Geboorte en sterven komt voort uit dezelfde Werkelijkheid. Terwijl de metafoor voor het Licht „God" is en de Duisternis de keerzijde daarvan - twee kanten van dezelfde medaille - is de Dimensie die daar achter ligt de Diepte, de Afgrond van het universum, de Oermoeder, daar waar ook „God" - het Zijn - aan ontspruit. Zij en niet „God" is de Uiteindelijke Werkelijkheid. Plotseling besefte ik het: dit Absolute Niets was de Blikseminslag - die seconde van Leegte aan gene zijde van de Leegte - voordat ik in het Licht opging*.  Hoewel in feite onbenoembaar - en ik mij daarvoor altijd verzet had tegen personificaties - kwam de vrouwelijke benaming van het Uiteindelijke heel natuurlijk bij mij binnen. Het gaf die Werkelijkheid eigenlijk volmaakt weer. Het had een waarheidsgehalte in zich, die ik als vanzelfsprekend accepteren kon. En ik kon het weten, ik had Het immers Ervaren. Ja, zo zit het in elkaar, juichte het in mij. Stormachtig vielen alle afgeleide werkelijkheden op hun plaats.

* Zie vorige hoofdstuk

4. Totaal verbluft nam ik vele jaren na mijn Ervaring kennis van het feit, dat dit Grote Sterven centraal staat in de mythologie van de wedergeboorte, zoals deze sinds onheugelijke tijden bij de mensheid bekend is. In de oud-babylonische religie daalt Ishtar - Koningin van Hemel en aarde- af in de duistere onderwereld, die geregeerd wordt door haar zuster Irkalla. Zij dient hiertoe zeven poorten door te gaan, terwijl bij iedere poort een deel van haar kleren of juwelen wordt afgenomen. Dit ritueel geschiedt totdat zij...met gebogen hoofd, de uitstraling verdwenen van haar hoofd, al haar goud van haar afgenomen, al haar schittering verdwenen, met strompelend gaan bij de zevende poort aankomt. Daar werd ook de laatste kleding van haar afgenomen, volgens de "wet van Irkalla"...En naakt, met al haar glans en glorie verdwenen, verscheen zij voor de godin van de onderwereld...

Naar P.Colum in B.Koltuv "Weaving Woman", 1990 Nicolas-Hays   

5. De "blikseminslag" zou je kosmische kortsluiting kunnen noemen. In zo’n geval is de spanning - vergelijk het met electriciteit - tussen je aardse toestand en het Uiteindelijke zo groot, dat er een ontlading plaatsvindt. Letterlijk slaat dan de bliksem in, waardoor je bewustzijn, je bestaan in een fractie wordt uitgewist. Ondanks het feit, dat je je Het niet herinneren kunt, je was er op dat Moment immers niet, weet je dat het toen Absoluut Zwart was, een Moment van Kosmische Leegte, het Vacuum.

Of nu, zoals in ontelbare mythen, de bron van het leven de oer-oceaan,
aarde of hemel is, zij hebben alle één ding gemeenschappelijk: duisternis.

E.Neumann "The Great Mother", p.212, 1974 Princeton

6. Het verrassende is dus, dat wat wij het ware Zelf, God of Licht noemen niet de uiteindelijke Werkelijkheid is. Er is nog IETS achter. Sinds onheugelijke tijden werd dit als de Grote Moeder, de Oergrond, de Dimensie aan gene zijde van Licht en Duisternis ervaren. In de tijd van vóór het patriarchaat was dit gemeengoed. De Grote Moeder omarmt het leven, in al zijn facetten, totaal. Alles - ook het Goddelijke - wordt - zonder Haar toedoen - uit Haar geboren, en keert tot Haar terug. Het leven speelt zich af in Haar ruimte - "Schoot" - in Haar geborgenheid, niets of niemand uitgezonderd. Door je aan Haar toe te vertrouwen, leef je het leven zoals het is. Je voelt je verbonden met het levensweb, dat continue door Haar geweven wordt. Zij is de Wijsheid die het leven in al zijn facetten bepaalt. Je weet je in harmonie met het universum. Je bent deel van de natuur, ingebed in de wet van voortdurend "sterven en opnieuw geboren worden". Je herkent het uitbotten van de bloesem in het voorjaar, de weelde aan groen in de zomer, de herfstkleuren en het serene van de winter als aspecten van jezelf. Je geniet van het leven in al zijn alledaagsheid. Door de Moeder accepteer je geboorte, leven en dood. Je vertouwt je toe aan Haar allesomvattende Wijsheid. Door je in Haar geborgen te weten, zijn strevingen om verlost, bevrijd of verlicht te worden je vreemd. Het leven is zoals het is, een geschenk waar je niets aan toe hoeft te voegen of af te halen.

7. Tot mijn eigen verbazing was er binnen korte tijd een nieuw interpretatiekader ontstaan, een die de bestaande inzichten aanscherpten. De Uiteindelijke Werkelijkheid is Datgene, waarin Licht en Duisternis samenvallen. Het is de Leegte door het Taoisme als Tao geduid, door het Boeddhisme als Nirvana. Ofschoon dit de Werkelijkheid goed weergeeft, is deze te statisch - alsof niet alles er voortdurend in terugkeert en in hetzelfde Moment eruit geboren wordt - en wordt bovendien het accent toch weer voornamelijk op het Licht gelegd. Door het "Eeuwige Baarmoeder" of "Matrix" te noemen, komen daarentegen beide - Licht en Duisternis - tot hun recht, hetgeen een betere afspiegeling is van de Werkelijkheid zoals deze is. Het Licht is altijd "naar voren geschoven", vandaar dat in dit boek de Duisternis extra aandacht krijgt. Ten onrechte zou hierdoor de indruk kunnen ontstaan, dat "vrouwelijk" synoniem aan "duisternis" zou zijn. Dat dit niet zo bedoeld is, wil ik hier uitdrukkelijk stellen. Het Grote Sterven zoals boven beschreven is de destructieve kant, het Licht de vernieuwende kant van de Grote Moeder. Zij omvat beide tegelijk. De ietwat provocerende benadering dient het bewustwordingsproces, waarin ieder uitgenodigd wordt om er zelf achter te komen.

Ook de Verlichte heeft dus verlossing nodig

8. De angst voor en het onvermogen tot sterven drijft de mensheid verder in de groei, de expansie en de uitbuiting. Expansie is omgekeerde doodsdrift. "Sterven en opnieuw geboren" worden daarentegen herstelt de balans, de maat en het midden.

9. De dood is de vaste begeleider van het leven. Het zijn twee keerzijden van dezelfde medaille. Niet alleen komen wij onze fysieke dood met elke nieuwe dag naderbij, ook is het inherent aan het leven zelf. In de natuur is er het voortdurende ritme tussen geboorte, leven en dood. Wij zijn er deel van zonder dit vaak te beseffen. Het is bijvoorbeeld bekend, dat 25% van al onze cellen permanent in een stervensproces zijn, 50% bestendig zijn en 25% nieuw ontstaan. Ondanks alle speculaties zijn wij sterfelijke wezens, met ziekte, verval en degeneratie als reële optie, en niet alleen voor de oude dag. Als je naar de functie van de geest kijkt, valt het op, dat gedachten, beelden, emoties en verlangens - de inhoud van de geest - voortdurend in je opkomen, er even zijn om dan tijdelijk of voorgoed te verdwijnen. Elke avond sterft het ik, wanneer het in de Moederschoot wordt teruggenomen, evenals dat met een orgasme het geval is. Zoals reeds is opgemerkt, wordt ook bewustwording gekenmerkt door sterven. Elke nieuw opgaan houdt de dood van het bestaande in. Daarom heeft de Oermoeder - denk aan Kali-Ma, de Moedergodin uit India - tegelijkertijd een vernieuwende en een vernietigende kracht. Alles wordt immers uit Haar geboren en keert weer in Haar terug. Een persoonlijk verslag van Het Grote Sterven echter, het onbeschermd blootstaan aan de volle omvang van kosmische vernietiging - het destruktieve aspekt van de Moeder - is in de literatuur uiterst spaarzaam.

Licht en Duisternis zijn beide aspekten van de Grote Moeder,
zij zijn de dragers van schepping
en vernietiging

10. „Sterven" blijkt voorwaarde voor vernieuwing te zijn. Nergens blijkt dit beter, dan uit het verhaal van onze lichaamscellen. Een stervende cel scheidt een stof uit „necrohormoon" genoemd, die de nieuwvorming van jonge cellen stimuleert. Als de cel (kunstmatig) in leven gehouden wordt, komt die stof niet vrij en is er dus ook geen vernieuwing. Zo bezien ga je dus heel anders aankijken tegen „sterven". Je ziet dat „sterven" altijd het sterven van het oude, overbodige, overtollige, ziekelijke is ten gunste van nieuw leven. Hoe grondiger dit gebeurt, des te vollediger je regeneratie. Denk aan de menstruele cyclus. Het is het geheim achter de successen van vasten- en reinigingstherapie. Maar ook ademhaling is voortdurend sterven (uitademing) en opnieuw geboren worden (inademing). Op psychisch niveau ontstaat er steeds weer opnieuw ruimte, als je vanuit je waarnemer je gedachtenstroom voortdurend voorbij laat gaan. Het meeste kun je immers toch niet gebruiken. Je identificeert je alleen daar mee, wat werkelijk belangrijk voor je is. Met onderdrukte emoties is het iets gecompliceerder. Alles wat er aan „negatiefs" naar boven komt, zijn je stiefkinderen, die delen die er „nooit bij mochten horen". Er goed mee omgaan houdt in, dat je de dingen waarneemt, terwijl je ze tegelijkertijd in je toelaat. Je ontdekt dan al heel gauw, dat je de dingen eerst moet toelaten, voordat je ze los kunt laten. Pas als het deel weer deel van het geheel is, valt het (als apart deel) spontaan van je af. Op het niveau van het bewustzijn zelf, lost in sommige (meditatieve of onverwachte) ogenblikken je waarnemer op in dat wat daar achter ligt. Het sterven heeft ook daar ogenblikkelijk een geboorte in een nieuwe, nog vreugdevollere dimensie ten gevolge. Conclusie: sterven doe je eigenlijk voortdurend, op alle niveau’s. Het is alleen de kunst om eraan mee te werken.

11. Al eerder had ik volgende analyse gemaakt. Vanaf het begin van onze jaartelling heeft het Christendom ons beroofd van onze existentiële wortels: ten diepste jeZelf-zijn (vertikaal) en het contakt met ons lichaam en de natuur (horizontaal). Eeuwenlange vervolging van heidenen, ketters en heksen - iedereen dus - was ervoor nodig om dat voor elkaar te krijgen. Omdat teruggaan naar de innerlijke Bron op een gegeven moment was afgesneden, hadden wij geen andere keus dan terug te vallen op ons ik. Het ik kon niet meer „sterven" in het Zelf, waardoor het zich wel moest opblazen. Dit proces is de wortel van alle vervreemding, isolatie, expansie, vooruitgang, materialisme, vulgariteit, winstbejag en alles wat daarvan in het verlengde ligt.

12. Bovendien legde de onderverdeling in vrouwelijk en mannelijk bij mij een aantal ontwikkelingslijnen bloot, die ik daarvoor nog niet zo duidelijk gezien had. Hetgeen zich toespitste op de rol van het patriarchaat in onze cultuur. Begonnen als noodzakelijke emancipatie van de man, heeft het zich ontwikkeld tot karikatuur van mannelijke waarden. In plaats van het leven te dienen, heeft het in een consequente ontwikkelingsgang alles onderdrukt, uitgebuit en vernietigd wat het voor de voeten kwam. Het patriarchaat ontkent zijn wortels, is daardoor levensvijandig voor vrouwen en mannen gelijkelijk, en uiteindelijk voor onze hele planeet. Daarom is dit boek een hartstochtelijk pleidooi voor herstel van menselijke waarde, de integriteit van de natuur, de heelwording van de samenleving en het opruimen van alles wat daarbij in de weg staat. Toch wilde ik dit manuscript niet publiceren, zonder het eerst door een aantal wijze vrouwen te laten lezen. Gelukkig waren vele bereid dit te doen. Ik dank hierbij dan ook al diegenen, die zo welwillend waren mijn manuscript door te nemen en mij van opbouwende kritiek te voorzien.

13. Ervaringen uit een „vorig leven" zijn ook vormen van wedergeboorte. Wanneer je ik-controle wegvalt, kunnen er sterk geladen belevenissen naar boven komen. Zo kun je beseffen ooit een „monnik in de Middeleeuwen" te zijn geweest. Deze beelden hebben een groter werkelijkheidsgehalte dan je gewone ervaringen, vandaar dat je „zeker weet" dat je dit was. Echter, wanneer je jezelf nog verder opent, zul je merken, dat er uit het collectief onbewuste nog meer (archetypische) voorstellingen doorkomen. Je beseft dan niet alleen die monnik te zijn geweest, maar ook een „wasvrouw", een „boekhouder aan het hof", een „Egyptische prinses", de „kat bij de waterbron" en die „veelvoudige moordenaar". Het aantal ervaringen blijkt recht evenredig met de graad van openheid. Hoe meer het bewustzijn zich verruimt, hoe meer er doorkomt. Op een gegeven moment besef je niet slechts „dit of dat" te zijn, maar ontelbaar vele „vorige levens" gehad te hebben. Dit komt overeen met de werkelijkheid. In een volledig verruimd Bewustzijn is alles besloten. Val je samen met de Eeuwigheid, dan omvat je alles van het verleden, heden en toekomst. Het is dus oneindig veel rijker en omvattender, dan de populaire reincarnatiefilosofie je wil doen geloven. Je bent niet je verschijningsvorm, noch de huidige, noch die uit een „vorig leven". In plaats van dat je je zelfbeeld opsiert met iets „speciaals", blijk je de hele schepping te omarmen. Je bent het Bewustzijn, dat alles omvat. Je zelfbetrokkenheid wordt in mededogen met al wat leeft - dat je zelf bent - getransformeerd. En wat gebeurt er in het echte sterven? Wel, in meditatie kun je al ervaren geen entiteit te zijn, er is geen vastomlijnd zelf of Zelf (ziel, geest). Wat als je dus werkelijk opgaat in het Geheel? Precies, je keert terug tot de Oorsprong, daar waar alles in hetzelfde Moment weer uit voortkomt.

14.
ik ben de eerste en de laatste
de vereerde en de verachte
ik ben de vrouw en de maagd
de bruid en de bruidegom
ik ben kennis en onwetendheid
dwaas ben ik en wijs
ik ben die zij noemen het leven
evenals die gij genoemd hebt dood...

„Donder: Volmaakte Geest", Gnostisch gedicht, rond 200 ACE.

15.
zo ben (omvat) ik mijn ik en mijn niet-ik
mijn zelfbeeld en mijn schaduw
de sterke en kwetsbare ben ik
ik ben de volwassene en het kind
de liefdevolle en de onverschillige
een doorzetter ben ik evenals de slappeling
de loyale en de trouweloze
ik ben de zelfzuchtige alsook de opofferende
de lijdende zowel als de haatdragende
moedig en ook angstig

bovendien ben (omarm) ik ook
de buurvrouw die aan kanker lijdt
zowel als de onverschillige bureaucraat
de schreeuwende racist in de straat
evenals de niets ontziende zakenman
ik ben de hoer die zich verkoopt
evenals de uitgewezen buitenlander
slachtoffer van de burgeroorlog ben ik
in mij is het leed van alle generaties
jij dat ben ik

tenslotte ben ik de struiken en het gras
zowel als de zwaluwen in de lucht
evenals de vervuilde rivier deel van mij is
ik ben de regen en de wolken
de rotsen en het kiezelstrand
ook ben ik de zieke bomen in het bos
de paddestoelen evenals het wuivende riet
zowel de wind die het zand doet opstuiven
als de stervende dolfijnen in het net
ik ben het oog van de aarde

16. De oorsprong van de „sterven en opnieuw geboren worden" mythologie wordt gesitueerd in de „agrarische revolutie", die plaatsvond tussen 10.000 en 7000 BCE. Doordat men in staat was planten te veredelen, te oogsten en weer opnieuw uit te zaaien, kreeg men inzicht in de cycli van de vruchtbaarheid. Het waren de vrouwen die bij de landbouw - in tegenstelling tot de voorafgaande jagerstijd - de leidende rol hadden. Zo kon de vrouwelijke sacraliteit, die als mysterie altijd al centraal stond, een dominante positie innemen. De vruchtbaarheid van de aarde kwam overeen met die van de vrouw. Alleen zij kende het geheim. Niet alleen dat de vegetatie als geheel volgens cycli verliep, maar de mysterieuze dood van het zaad, dat eenmaal uitgezaaid in de aarde, een even spectaculaire „opstanding" en groei te zien gaf. De vrouw werd daardoor de hoedster van geboorte, leven en dood. En het wonderbaarlijke was dit. De mannen, die deze rol in toenemende mate betwistten - stelen van het vrouwengeheim - boden zich aan als vegetatiegod. Zij namen de (helden)rol op zich om plaatsvervangend op te treden. Misschien dat zij in bepaalde matriarchale samenlevingen ook wel werden geofferd. (Dat zou o.a. de angst van de man voor de vrouw kunnen verklaren, waardoor later de greep naar de macht ontstond, het begin van het patriarchaat). Zo ontstonden de mythen van de vegetatiegod, die vrijwillig de onderwereld binnenging om te sterven en opnieuw te worden geboren, terwille van de periodieke vernieuwing van de wereld, het zekerstellen van de oogst, het overleven en het garanderen van het nageslacht. Later werden dezelfde motieven gebruikt in de mesopotamische religies (de afdaling van Inanna, Tammuz, Baal), de vroegegyptische tijd (Osiris), de syrische Adonis, de phrygische Attis en de thrakische Dionysos.

17. Uit de orphische (dionysische) hymnen:

Nacht, voor jou is mijn lied
Jij die geboorte gegeven hebt
aan de goden en de mensen
de oorsprong van alle wezens ben Jij

18. Hoe lieflijk, dat de duisternis is. In Haar kun je je volledig ontspannen. Hoe volledig omhult zij je, hoe weldadig om de contrôle uit handen te geven. Het licht ontspant niet. Ononderbroken blootstelling aan het licht put je uit. Op den duur ga je eraan kapot. Als voortdurende actuele ervaring is Verlichting dan ook onverenigbaar met het leven. Niet voor niets is het licht een bekende foltermethode. Het is daarom mooi als je kunt zeggen: „Het duister is mij licht genoeg".*

* Naar Johannes van het Kruis.

19. De mythe van de lijdende, stervende en wedergeboren godheid behoorde tot de meest karakteristieke kenmerken van de mysteriegodsdiensten, zoals die in het Midden-Oosten vóór de tijd van Christus welig tierden. Wedergeboorte stond centraal in het streven van mensen naar onsterfelijkheid. Ook Paulus kon ervan meespreken, toen hij als Saulus op de weg naar Damascus door een bliksem werd getroffen, waarna uit een wolk van Licht de stem Gods tot hem sprak. Het is het verslag van een authentieke Ommekeer, zoals dat zelden wordt aangetroffen. Hij wist uit eigen ervaring wat het was om te sterven en opnieuw geboren te zijn. Zijn bekering: van vervolger naar volgeling was daar het duidelijkste bewijs van. Het pleit voor zijn nederigheid (van die periode), dat hij zijn Ervaring niet gebruikte voor eigen doeleinden. Waarschijnlijk dacht hij, dat de mensen hem toch niet zouden geloven, een zeer realistische inschatting. Zeer onder de indruk van Jezus’ kruisdood - hij is er waarschijnlijk getuige van geweest - zag hij het ineens helemaal voor zich. Niet hijzelf, maar zijn geliefde meester zou de rol van de verrezene op zich nemen. Immers, zo kon hij de smaad van zijn dood omzetten in een triomf. De cultuur was er ontvankelijk voor. En...hij kon aan de bestaande mythen iets nieuws toevoegen. Iets wat enorm zou aanspreken bij de massa. Niet een mythologische figuur, maar een mens van vlees en bloed was uit de dood opgestaan. Dat was nooit eerder vertoond. Iedereen zou het geloven, het kwam immers tegemoet aan de diepste verlangens. Vandaar het „wij waren erbij, wij hebben het met eigen ogen gezien". En de voortdurende verzekering, dat het graf waarlijk leeg was, de verhalen over de wederopstanding, de terugkeer in de kring der apostelen en tenslotte de hemelvaart, al dat diende ertoe het wonder te bevestigen. En de apostelen zelf? Zij hadden door hun „getuigenis" een onweerlegbare autoriteit verworven. Hetgeen meteen daarna zijn vruchten afwierp. De kracht van de mythe was zó sterk, dat tweeduizend jaar lang mensen ervan in de ban waren. Nu dat de ketenen verbroken zijn, kan alles echter in het juiste perspectief geplaatst worden. Conclusie: als mythe kan Christus rustig zijn plaats in het pantheon der opstandingsgoden innemen. Niemand zal hem dat willen betwisten. Als concrete gebeurtenis moet zijn verrijzenis echter naar het rijk der fabelen worden verwezen.

20. Dood en opstanding zijn metaforen voor spirituele ervaring, het Grote Sterven. In hun ambitie de andere religies te willen overtreffen, hebben ze het met de „vleselijke opstanding" van Christus net iets te mooi willen maken, waardoor het (uiteindelijk) ongeloofwaardig werd. Aanvankelijk geloofde iedereen het, het kwam immers tegemoet aan het diepste verlangen: leven na dit leven. Wat dat betreft is er geen verschil met reincarnatie! Oude wijn in nieuwe zakken.

21. Hoe oprecht is echter het verslag van enkele vrouwelijke Tibetaanse mystici*. Hun ervaringen behoren tot de meest indrukwekkende ooit in de literatuur beschreven. Het gaat om „Wijze Vrouwen" uit de traditie van het Tibetaans Boeddhisme. Voor hen is de Grote Moeder de Leegte, de basis van alle leven. Zoals in het Westen de „eerstgeboren Zoon", wordt zij daar de Moeder van de Boeddha’s genoemd. Dit baren is niet een eenmalige gebeurtenis, maar een ononderbroken proces. Haar symbool is de driehoek met de punt naar beneden, de kosmische vulva - yoni - als de Bron van alle dharma, het vrouwelijke principe, het symbool van sexualiteit en vruchtbaarheid. De biografie van Machig Lapdron - een van de vrouwen - geeft aan, dat zij eerst haar wortels in de Grote Moeder moest vinden om haar spirituele afkomst te bevestigen, alvorens zij in staat was de culturele mannelijke vooroordelen te overwinnen, die haar voorhielden hoe zwak, stom en inferieur zij wel niet was. Pas op basis van dit zelfvertrouwen durfde zij haar Weg te gaan.

* T. Allione "Women of Wisdom", 1986 Arkana

22. Maar het meest ontroerende verslag komt van Nangsa Obum. Zij leefde in de dertiende eeuw, in dezelfde tijd als de bekende mysticus Milarepa. Al tijdens haar leven werd zij vereerd als „delog", hetgeen betekent: „degene die afdaalde (in de onderwereld) en terugkwam". Nangsa wilde al vroeg de Weg van de dharma gaan, maar haar familie stond haar dat niet toe. Ze werd gedwongen met een prins te trouwen en zij kregen een kind. Toch bleef de Weg roepen. Vele jaren knaagde het conflikt aan haar: enerzijds haar sociale verplichtingen, anderzijds haar roeping. De patriarchale verhoudingen deden daar nog een schepje bovenop. De situatie groeit boven haar hoofd, ze kan zich op eigen kracht niet bevrijden. Het enige wat ze kan doen om haar overtollige ballast kwijt te raken, is toevlucht zoeken in de Grote Moeder. Alleen Zij kan haar helpen met het afschudden van het oude. Wanneer dingen zich teveel hebben opgehoopt, dan rest er maar één ding, er staat daartoe maar één Weg open: sterven om opnieuw geboren te kunnen worden. Een hoogoplaaiend conflikt met haar gezin deed haar hart breken. Toen haar zoon haar vond op bed, was ze steenkoud. Aan haar lichaam schudden hielp niet, ze was echt gestorven. De familie organiseerde een begrafenis voor haar en vroegen om verdere leiding van bovenaf. Het antwoord was, dat ze niet dood was en terug zou keren. Zeven dagen stond ze op de oostelijke heuvel. Het verslag is als volgt. Haar ziel verliet haar lichaam, „als een haar die uit de boter werd gehaald". Ze was nu in de Onderwereld, waar ze de God van de Dood ontmoette. Extreme koude kwam over haar en vanwege de verschrikkelijke angst voelde ze niets meer. Ze bad Tara, de moeder van de dakini’s (godinnen) vurig om mededogen. De Heer van de Dood sprak tot haar: „mijn aspect is tweezijdig, mededogend en verschrikkelijk, afhankelijk van het soort karma, dat mensen hebben vergaard. Jouw negatieve karma is te verwaarlozen. Jij zult een „delog" zijn voorbestemd tot Verlichting, ga daarom terug, verenig je weer met je lichaam en dien de ander". En Nangsa dichtte voor haar ouders:

23.
jullie hebben mij lichaam en ziel gegeven
luister naar de delog Nangsa Obum
al wat geboren is, moet sterven
maar zij die sterven en terugkomen zijn zeldzaam

24. En Nangsa vertelde haar verhaal in detail, over alles wat er gebeurde, hoe ze gestorven was en in de hel terecht kwam, hoe ze terugkeerde naar haar lichaam en een delog werd. Haar ouders huilden en lachten en hielden haar hand vast en zeiden haar, dat zij hadden gehoord van mensen die terugkomen uit de dood, maar dat zij nooit gedacht hadden, dat hun dochter dit zou overkomen. Zij waren nu buitengewoon lief voor haar. Nangsa keerde terug naar haar huis, waar ze haar gewone werk opvatte. Vele oude vrienden, die van haar ervaringen hadden gehoord, kwamen haar bezoeken. Tussendoor dichtte ze:

luister mijn vrienden naar de delog Nangsa
met mijn lied leer ik je de dharma

25. Uiteindelijk besloot ze haar huis te verlaten, terwijl ze de belofte deed alle levende wezens te helpen „zoals het maanlicht zonder onderscheid voor iedereen gelijkelijk schijnt".

26. De verzelfstandiging van het ik en het onvermogen (onwil) tot (re)integratie met het Geheel is misschien wel het kenmerk van het patriarchaat. Het ik, de man, het licht en de „cultuur" stelt zich tegenover het zelf, de vrouw, de duisternis en de natuur en exploiteert cq onderdrukt deze. Het ik verwerft zijn identiteit door buitensluiting van het andere en de ander. Dat andere wordt dan prompt als bedreiging ervaren, waardoor een permanente strijd ontstaat: het ik tegen de „rest". Het patriarchaat vernietigt zo het substraat waar het zelf op leeft. Het zaagt de poten van zijn eigen stoel door. Waar men angst voor heeft - sterven, de afgrond - wordt zo juist opgeroepen. In volle vaart stevenen wij af op een catastrofe, die men juist met alle middelen had willen verhinderen. De geschiedenis laat daarbij een consequente ontwikkeling zien. De regelmatig oplopende spanningen ontladen zich voortdurend in nieuwe rampen. Het begon met de overname van de matriarchale cultuur: Soemerië, Jodendom, Griekenland en Rome. Het cruciale moment echter was het ontstaan en de opkomst van het Christendom. De achteruitstelling van de vrouw, de Grote Moeder en de natuur ging over in regelrechte onderdrukking, neutralisering, vervolging en uitroeiing.

27. Tegenwoordig wordt er nogal eens gesproken over de onderdrukking van de vrouw in de Islam. Dit gebeurt dan met een ondertoon, als vertegenwoordigden wij, het Westen, de beschaving, terwijl de anderen in vergelijking met ons achterlijk zouden zijn. Niemand realiseert zich kennelijk, dat er in de geschiedenis nog nooit een godsdienst cq cultuur is geweest, die zijn eigen vrouwen op zo’n grote schaal en gedurende vele eeuwen op zo’n gruwelijke wijze gefolterd en de dood ingejaagd heeft. Niet als betreurenswaardige uitwassen, maar als officiële en consequente praktijk van de christelijke kerk. De aantallen lopen in de miljoenen. Het uitmoorden van je eigen vrouwen, perverser kan het toch niet. En daar bleef het niet bij. Ook de heidenen, de „ketters" - zij gingen eraan vooraf - de boeren, de natuurvolken op andere continenten, het proletariaat en de Joden moesten het ontgelden. Het onderliggende patroon is ongewijzigd, alleen de slachtoffers krijgen een ander gezicht. De huidige tijd is de climax. Werden eerst nog „slechts" speciale groepen bedreigd, nu is de hele aarde - alle levende wezens, onze kinderen, alle niet-westerse culturen, de natuur, de planten en dieren, de bodem en de atmosfeer - in de greep van dezelfde patriarchale uitbuiting en vernietiging.

Zie ook: "Book of the Dead".

Home

© 2000 Copyright by Han Marie Stiekema
Last update: 11/05/07